maandag 30 april 2018

Toneel in Alkmaarse Synagoge op 4 mei Dodenherdenking

Door Rabbijn Simon Bornstein
Jongeren uit Alkmaar verdiepten zich in de geschiedenis van Alkmaar ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Zij spraken met ouderen over hoe het was jong te zijn in oorlogstijd. Deze gesprekken, vol herinneringen en verhalen, vormen samen met ander bronmateriaal de basis van de voorstelling 'Geluid van stilte'.
Alkmaarse Jongeren
De synagoge in Alkmaar werd in 1942 op last van de Duitse bezetter gesloten, waarna de joden werden gedeporteerd en de synagoge leeg geroofd. Het gebouw werd in 2011 opnieuw in gebruik genomen als synagoge en zal op 4 mei het decor vormen voor een zinnenprikkelende voorstelling waarin verleden en heden samenkomen.
Tijd: 21.00 uur
Locatie: Alkmaarse synagoge, Hofstraat 15 te Alkmaar
Kaarten: € 5,- pp
Kaartverkoop via ticketsysteem van Artiance

Zie hiervoor de website van Artiance
https://www.artiance.nl/agenda/theater-na-de-dam/
Artiance maakt voor Theater Na de Dam deze voorstelling. Tijdens de negende editie van Theater Na de Dam spelen gelijktijdig 28 jongerenvoorstellingen, allen gebaseerd op gesprekken met ouderen over de oorlog. Van Sittard tot Groningen en van Den Haag tot Arnhem klinken voor even de stemmen van toen in het nu.

Omdat het bovenstaande op Sjabbes Kaudeisj plaats zal hebben wordt aanbevolen toegangskaarten voor ingaande Sjabbes te kopen.

zondag 29 april 2018

Sfiras Hengaumer ספירת העומר het tellen van de Omer



Door: Rabbijn Simon Bornstein

Vanaf de tweede avond Jontef Pesach leven we vol verwachting naar de volgende Joodse feestdag: Sjwoenges (Wekenfeest). Tussen Pesach en Sjwoenges wordt ieder van de negenenveertig dagen geteld. Iedere dag wordt een kleine wijding gegeven met kort een extra ceremonieel na het Mangeriev, het avond gebed.

Afbeeldingsresultaat voor Omer tellen afbeelding
 Gerst-oogst in Eretz Jisro'eil

De naam Ngaumer is afgeleid van een Talmoedische inhoudsmaat, de Omer. De Tauro geeft in het boek Wajiekre 23:15-16 nadrukkelijk de opdracht tot het tellen van de negenenveertig dagen. De telling herinnerd in het bijzonder aan de Omer-ceremonie in de Beis Hemikdasj in Jeroesjolojiem. Gedurende de Ngaumer-tijd werd in de Beis Hemikdasj iedere dag een offer gebracht van de Gerst (graansoort) welke in deze periode werd geoogst in het Heilige Land.

Gedurende de genoemde oogsttijd werkten de meeste Jidden op het veld om de oogst binnen te halen. Tijdens die periode had men weinig contact met buren, familie of anderen van het volk. De periode tussen Pesach en Sjewoenges geldt traditioneel ook als de periode waarin Ngam Jisro’eil uit Mitsrajiem de Sinaj in trok.

Aangezien men in het Klassieke Israël geen vaste kalender hanteerde, maar een methode gebruikte waarbij het Sanhedrien (opperste rabbinale gerechtshof/ parlement) maandelijks de aanvang van een maand vast stelde aan de hand van getuigenissen van getuigen die een volle maan hadden waargenomen, alsmede vanwege het feit dat Hebreeuwse maanden negenentwintig of dertig dagen tellen, was er geen vaste datum waarop Sjewoenges werd gevierd.

Hierdoor konden de boeren die op de velden werkten niet precies weten wanneer zij zich huiswaarts dienden te begeven om Sjwoenges te vieren. Hen was immers niet bekend hoelang de maanden Nisan of Ijar duurden. De Tauro draagt ons daarom op de dagen te tellen, de Tauro verbindt zo Pesach en Sjewoenges. De agrariërs wisten hierdoor nauwkeurig wanneer Sjewoenges te vieren.

In de loop der eeuwen werd het joodse volk getroffen door een aantal plagen, tijdens de Ngaumertijd. Zo stierven in de Romeinse periode de leerlingen van de befaamde Rabbi Ngokivo in de periode tussen Pesach en Sjewoenges. 

In de Middeleeuwen werden in deze tijd van het jaar vaak pogroms plaats. Dit is de tijd waarin het christelijk Pasen door de andere Europeanen werd gevierd: een tijd waarin sommige antisemitische christelijke theologen meenden dat pogroms moesten worden georganiseerd. 

Daarom beschouwen we deze periode hallochisch als een periode van rouw. De rouw wordt uitgedrukt doordat er een verbod geldt grote nieuwe goederen in deze periode aan te schaffen, te huwen, zich te scheren of naar muziek te luisteren. 

De sterfte onder de talmiediem van Rabbi Ngakiewe kwam op Lag BeNgaumer tot een einde. Deze dag valt midden in de periode van de telling en wordt door velen gebruikt als dag waarop me bij voorkeur een huwelijk voltrekt. 

Deze vreugde komt in Israël tegenwoordig tot uiting door het houden van grote familiare barbecues of een pelgrimage naar het graf van een grote Joodse geleerde. Deze samenkomsten worden aangeduid in het Aramees met het begrip Hiloula.

maandag 23 april 2018

Opperrabbijn Araun Schuster (1907-1994), 2

Door: Rabbijn  Simon Bornstein

Tröbitz was de plaats waar de trein met Nederlandse overlevenden van het concentratiekamp Bergen-Belsen haar passagiers afleverde na de bevrijding. In Tröbitz bevinden zich nog altijd graven van Nederlandse Joden die ginds overleden, omdat zij nog onvoldoende waren aangesterkt.

Verlorener Zug.png
                                         Trajectkaart van het "Verloren Treintransport"

Het kleine stadje Tröbitz ligt in Brandenburg en telt tegenwoordig circa 738 bewoners. De trein uit Bergen-Belsen werd hier door haar bemanning achtergelaten met gevangenen. Het een verloren transport. Wekenlang reed de trein tussen de frontlinies met als doel de kampgevangenen naar een ander concentratiekamp te vervoeren. 

Van de aanvankelijk 2500 passagiers waren er onderweg reeds 550 overleden toen de trein halt hield in Tröbitz. In het boek Tweestromenland schreef de jurist Abel Herzberg uitgebreid over zijn ervaringen gedurende deze treinreis en verblijf in dit dorp. Herzberg was geïnterneerd in Barneveld, Westerbork en Bergen-Belsen en keerde in juli 1945 naar Nederland terug volgens een bericht in de Zeeuwse Provinciale Courant, van 03 september 1974, naar aanleiding van de hem in dat jaar verleende P.C. Hooftprijs.

Herzberg was voorafgaand aan de deportaties vanuit Nederland directeur van het Het Joodsche Werkdorp in de Wieringermeer, waar op kosten van de Nederlandse Joden Duits-Joodse vluchtelingen werden gehuisvest en een landbouwopleiding genoten met als doel zich daarna buiten Nederland te vestigen.

S.S. leider Himmler gaf in maart 1944 het bevel dat, een concentratiekamp moest worden geëvacueerd wanneer de vijand nabij was. Onder bevel van de plaatselijke S.S. officieren werden gevangenen in 1945 gedwongen tot de zogeheten dodenmarsen. Een deel van de gevangenen werd met de trein naar elders getransporteerd. Hierdoor raakte Bergen-Belsen al snel overbevolkt.

Toen de vijand ook Bergen-Belsen naderde, de bevrijding lonkte voor de gevangenen, werd dit kamp ontruimd. Diverse gevangenentransporten per spoor vertrokken, waaronder de trein naar Tröbitz met 2400 zielen aan boord. Op 09 april 1945 vertrok de trein, samengesteld uit oude derde klas passagierswagons en 22 goederenwagons. 

Naast Nederlandse Joden waren er nog 12 nationaliteiten aan boord. De tocht voerde door nog niet bevrijd Nazi-Duitsland, langs plaatsen zoals Soltau, Lüneburg en Büchen. Op 18 april werd Berlijn bereikt. Vanaf Spandau zuidwaards naar Fürstenbrun, Wusterhausen, Finsterberg en Senftenberg. Laag vliegende geallieerde gevechtsvliegtuigen vielen de rijdende trein geregeld aan met bommen en machinegeweren waardoor doden vielen onder de gevangenen.

De trein reed door een krimpende corridor van Nazi-Duitsland met als doel Terezin, het concentratiekamp Theresienstadt. In trein brak vlektyfus uit onder gevangenen, door de verschrikkelijke hygiënische en sanitaire omstandigheden. De trein werd bedekt met alle beschikbare witte doeken om het te dekken tegen de  luchtaanvallen. Velen stierven door honger of ziekte. Wanneer de trein halt hield werden de doden naast het spoor ter aarde besteld.

De in Doetinchem geboren Ro Horneman-Leverpoll (1922) was aan boord van de hier besproken trein. Zij werd van Westerbork naar Bergen-Belsen getransporteerd. En vertelde in de Provinciale Zeeuwse Courant van 10 maart 2001 (p.25) over haar belevenissen: 'Van 18-23 april werden we in veewagons rond gereden. Het is de bedoeling die mensen op het moment dat het einde van de oorlog in zicht was nog te vergassen. Er stierven onderweg heel veel mensen. We maakten deel uit van het transport dat later als The Lost Train bekend zou worden. Niemand wist waar we gebleven waren. Mijn moeder stierf aan uitputting. Ikzelf had vlektyfus. Op 23 april stonden de Russen voor de trein. Dat was mijn bevrijding. Via een kamp in Amersfoort ben ik bij familie in Rotterdam terecht gekomen. Later ben ik getrouwd, heb kinderen gekregen en kleinkinderen.'

Ab Schuster, zoon van Araun Schuster, memoreert in een interview in De Telegraaf van 29 april 2017, dat Russische soldaten op kleine paardjes (Kozakkenregiment van Maarschalk Zjoekov) de trein tot stoppen dwongen, bij het openen van de wagondeuren stroomden de geïnterneerden het kleine dorpje luidruchtig enthousiast joelend  tegemoet.

Op 24 april 1945 werd de trein definitief geplaatst op een spoor nabij het mijnwerkersstadje Tröbitz. Overlevenden van de reis werden verzorgd in een door de Russen opgezet veldhospitaal. Artsen die eerder zelf gevangenen waren hielpen bij de verzorging van de zieken en om de vlektyfusepidemie te bestrijden. Daarbij lieten diverse Joodse artsen het leven.

Eén van de mensen die op 3 mei 1943 aan de vlektyfus overleed was mevrouw Julie Vles-Schwarz. Zij werd met andere overledenen begraven in een gemeeschappelijk graf nabij de toenmalige directiebarakken van de steengroeve Hansa. De begrafenissen werden volgens Ab Schuster vaak door zijn vader geleid.

Het Russische leger zette dorpsbewoners uit hun woningen om de gevangenen op te kunnen vangen. Zulks in een dorpje van 700 inwoners, waar 2000 ex-gevangen ondergebracht moesten worden. Het hoofdgebouw aan de dorpsstraat waar het Russische hoofdkwartier gevestigd werd, werd ontruimt om de passagiers te kunnen verzorgen. Het gezin Schuster bewoonde er met een Tjechisch gezin samen een huis, volgens Ab Schuster.

De overlevende passagiers vormden een comité om zich te organiseren. Dit clubje regelde de aanvoer van voedsel van het Russische leger, het onderdak in een voormalig barakkenkamp voor dwangarbeiders in Nordfeld en begrafenissen.

Het duurde ruim acht weken voor de vlekkentyfus beheersbaar werd. In die periode stierven nog 320 personen, overleden aan de ziekte maar ook aan de beschikbaarheid van goed voedsel waaraan zij niet langer gewend waren. Tot de overledenen behoorde ook de Nederlandse opperrabbijn Abraham Levisson op 25 april.

Veel overlevenden stierven, doordat zij zich na jaren van hongersnood letterlijk dood aten. De laatste dode van het transport was een Nederlands-Joodse vrouw. Zij werd op 21 juni 1945 begraven.

Menachem en Mirjam Pinkhof vertrokken op 13 mei per rijwiel naar Nederland. Onderweg overhandigden zij op 18 mei een memorandum aan Amerikaanse troepen om het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag te informeren omtrent een derde trein vanuit Bergen-Belsen. Nog binnen de quarantaine periode van vier weken werden de eerste Nederlanders getransporteerd naar de Nederlandse grens, de laatsten verlieten Tröbitz in augustus 1945.

Ab Schuster werd met een Amerikaanse truck naar Nederland gerepatrieerd. Voor de eerste maal sedert jaren van honger proefde de kleine Schuster weer chocolade, snoep, echte boter en wit brood nadat het gezin werd opgevangen in een kasteel bij Valkenburg. Het gezin Araun Schuster behoorden tot de overlevenden van de reis naar Tröbitz en zette in Maastricht voor de eerste maal weer voet op Neerlands bodem. Evenals het gezin van historicus Dr. Jaap, Liesje en Ischa Meijer.


Opperrabbijn Araun Schuster
(bron: Dagblad De Tijd, 16 september 1972)

Bronnen:

Opperrabbijn Araun Schuster (1907-1994), 1

Door: Rabbijn Simon Bornstein

Wie zich afvraagt wie Opperrabbijn Araun Schuster als persoon nog altijd voor de Joodse gemeenschap betekent en wil achterhalen welke persoonlijke visie hij uitdroeg, werpt een tweetal goede vragen op.
De vader emigreerde vanuit de jesjiewe-stad Telz naar Amsterdam op achttienjarige leeftijd. In Amsterdam socialiseerde hij zich voornamelijk onder de Oost-Joden, afkomstig uit de oostelijke delen van het continent. Zijn brood verdiende hij als marktkoopman en venter, hij verkocht sokken en kousen.
Tussen de Oost-Joden woonde vader Schuster in de oude Jodenhoek. Daar bezocht hij het particuliere minje van de familie Pakter, het Pakter-minje werd dat in de volksmond genoemd. Dit minje oorde in een particuliere woning volgens de Litwische tradities.
Eind negentiende eeuw, aanvang twintigste eeuw werd de Joodse samenleving gekenmerkt door een standenmaatschappij. Daarbij werden standen onderscheiden naar opleidingsniveau, inkomen en afkomst.
Nederlandse Joden met Hoogduitse mienhogiem met een Nederlandse opleiding waren het hoogst in aanzien, de Oost-Joden zonder seculiere opleiding en hun innige vroomheid werden dikwijls beschouwd als achtergebleven en zelfs als bedreigend voor de door Nederlandse Joden door emancipatie verworven positie.
Izaak Hirsch Schuster huwde Rosa Pakter en hij werd in 1933 genaturaliseerd tot Nederlander. Het paar baarde zoon Araun in 1907. Araun leerde van zijn moeder de ojsieojs,  de letters van het Hebreeuwse alfabet vanaf het derde levensjaar, nog voor het Nederlandse alfabet. 

De migratie van Oost-Joodse families, waaronder de familie Pakter wordt uitstekend beschreven en gedocumenteerd in: Peter Tammes (red.) Oostjoodse Passanten en Blijvers. Aankomst, opvang, transmigratie en vestiging van joden uit Rusland in Amsterdam en Rotterdam, 1882-1914. Menasseh ben Israel Instituut Studies ix (ISBN 978-90-815860-8-5)
Tijdens zijn achtste levensjaar schafte vader Izaak een Bijbel met de Staten-vertaling aan en leerde zijn zoon Chommesj – Rasjie met daarnaast de Nederlandse Statenvertaling. Hieruit valt het gedragen Nederlandse taalgebruik van Schuster tijdens diens rabbinale loopbaan goed te verklaren.
De kleine Araun bezocht de openbare lagere school, de Van Alphenschool. Na schooltijd volgde hij Joodse godsdienstles, zo een elf uur extra in de week, bij rabbijn Sohlberg en Araun Melkman. De Bar Mitswe droosje van Schuster werd geschreven door huisvriend rabbijn Isaac Maarsen, de rabbijn van Den Haag.
Op elf jarige leeftijd werd Schuster toegelaten aan het Nederlands Israëlietisch Seminarium in Amsterdam. Daar werd hij onderwezen door opperrabbijn Onderwijzer, rabbijn Lion Wagenaar, rabbijn dr. J. Neubauer,  en anderen.
De leerlingen uit de school van wijlen opperrabbijn Dünner, die geloofden in synthese van moderne negentiende eeuwse wetenschappelijke methodieken en een vroom Jodendom. Deze docenten keken neer op de jesjiewes van Oost-Europa, welke hen herinnerden aan de tijden van voor de emancipatie en burgerlijke gelijkstelling van de Joden in Nederland.
Schuster combineerde zijn Godgeleerde opleiding aan het Seminarium zoals verplicht door de Verordeningen van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap met een candicaatsopleiding Klassieke Talen aan de Universiteit van Amsterdam. In 1941 promoveerde Schuster tot de hoogste theologische rang van Maurei, waarbij hij zich had gespecialiseerd in Jaurei Dei’ang.
Na de Tweede Wereldoorlog ving het gezin Schuster regelmatig Joodse weeskinderen op. Ook konden weeskinderen bij het gezin over Sjabbes verblijven. Evenals Schuster voor de Holocaust, bezocht deze na de oorlog als leraar met zijn leerlingen regelmatig het Rijksmuseum en andere plaatsen van kunst en cultuur.
In eerste instantie ging het Maurei-examen van Schuster in 1941 niet door op de geplande datum. Dit in verband met de eerste razzia’s die toen plaats hadden door de bezetter. Nog gedurende de Tweede Wereldoorlog werd Schuster benoemd tot lid van het rabbinaat van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge Amsterdam. 
Zijn eerste rabbinale taak bestond uit het aanzeggen dood van de door honger en dwangarbeid omgekomen Joden van de eerste razzia in Amsterdam. Deze taak kleurde voortaan de gehele rabbinale loopbaan van Schuster. Dit deed Schuster nog als Mogied. Op 16 september 1941 legde hij alsnog het Maurei-examen af.
Vader Isaak was een Zionist. Reeds in 1905 wilde deze emigreren naar Palestina, toen deel van het Ottomaanse rijk. Isaak Schuster was één van de vroegste Nederlandse Mizrachisten. Mizrachisten zijn religieuze Zionisten.
De Balfourverklaring was volgens Isaak Schuster een eerste stap in de vervulling van de messiaanse belofte. Daarbij hoort een terugkeer van het Joodse volk naar Eretz Jisro’eil. De vader nam de zoon mee naar lezingen van voornamelijk Mizrachistische organisaties. Araun Schuster was goed bevriend met Ben de Vries, later hoogleraar aan de Bar Ilan universiteit in Israël.
Schuster trad in 1936 in de Grote Sjoel in het huwelijk met zijn Eva en geeft in die jaren Hebreeuwse les aan de Joodse H.B.S. en bij de Vereniging Bnei Teimon van waaruit later de prestigieuze Obrechtsynagoge werd opgericht in Amsterdam-Zuid.
Bij genoemde vereniging zette Schuster een onderwijsprogramma op voor jongens om na hun Bar Mitswe verder verdiept te kunnen lernen. Aan meisjes onderwees hij het Modern Hebreeuws, in die dagen een revolutionaire bezigheid in een Joods Nederland dat vasthield aan de Hoogduitse uitspraak van het Hebreeuws.
Binnen het Amsterdamse rabbinaat noemde Opperrabbijn Sarlouis Schuster de hallochist. Hij werd beschouwd als een hallochisch expert. Op de zondagavonden verzorgde Schuster zogeheten wijdingsbijeenkomsten in de Obrechtsynagoge die veel weg hadden van een christelijke eredienst. Deze activiteit kenmerkte zich door een stevige preek richtte zich op rechaukiem, mensen die ver van het Jodendom afstonden en poogde hen weer bij het religieuze Jodendom te betrekken.
Schuster was geen rabbijn van verzet gedurende de Tweede Wereldoorlog. Nooit had hij de moed om zijn gemeenteleden op te roepen om zich te verweren, zich te verzetten, te vluchten of onder te duiken. Hij riep tijdens de Holocaust op tot berusting en aanvaarding van de omstandigheden.
Velen dachten met Schuster het er levend vanaf te zullen brengen maar hebben zich evenals Araun Schuster vergist in de wreedheid van de bezetter. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw stelde de rabbijn Meir Just dat de Joden waren vermoord mesieroes neffesj. Volgens Schuster was dit onzin. Schuster heeft hier levenslang geworsteld. ‘Wij werden niet opgeofferd, maar het werd ons aangedaan.’
Voor de oorlog wordt zoontje Abby geboren en tijdens de Tweede Wereldoorlog dochter Shula. Ook neefje Araun Pakter komt in het gezin wonen, was de zoon van de schoonzus. Via zijn naar Zwitserland gevluchte schoonouders verwierf Schuster een Paraguayaans paspoort. Daardoor werd hij niet direct doorgezonden naar een vernietigingskamp, maar woonde het gezin een jaar in doorgangskamp Westerbork. Waarna het uiteindelijk op transport ging naar het concentratiekamp Bergen-Belsen.
Dochter Shula echter was op tijd ondergedoken. Vader Schuster nam afscheid van zijn kind en gaf het een brooche, waarna stil werd en het vervolgens uit schreeuwde. ‘Deze brooche is nog niet genoeg voor alles wat nog komen zal.’
In Bergen-Belsen had Schuster contact met Opperrabbijn  Dasberg. In Bergen-Belsen ging het religieuze leven door. Er werd geseiderd, Sjabbes gehouden, iedere dag werden teffielien gelegd. Slechts één dag twijfelde Araun Schuster daarbij aan het bestaan van zijn Schepper. Dat was de enige dag in zijn leven waarop hij zijn gebedsriemen niet legde.
Na Bergen-Belsen en de bevrijding aldaar volgde repatriëring naar Nederland. Nederlandse geïnterneerden werden in hun streepjeskleding van het kamp in een trein naar Tröbitz gebracht om aan te sterken of te genezen. Terug in Amsterdam werden de Schusters opgevangen in het Portugees Israelitisch Ziekenhuis in Amsterdam zoals iedereen.
In Amsterdam was geen woonruimte beschikbaar, dus verhuisde het gezin naar de Heinzestraat, de woning boven de Obrechtsjoel. Schuster keerde terug naar zijn rabbinaatszetel in dezelfde sjoel, waaraan hij verbonden bleef tot aan zijn pensionering en emigratie naar Israel. Hij richtte zich in de Obrecht op pastoraal werk, wijkgericht cultureel werk.

----
Nota Bene: Rabbijn Simon Bornstein schrijft een beknopte biografie 
over Opperrabbijn Araun Schuster

zondag 22 april 2018

Volle bak bij pianoconcert Alkmaarse Synagoge

Het pianoconcert in de Alkmaarse Synagoge op zondag 22 april trok een volle zaal in een zonovergoten Alkmaar. Pianist Rene van Sluis speelde in de zaal van de Alkmaarse sjoel de sterren van de hemel. Werken uit de Romantiek van Brahms, Schumann en Chopin brachten het publiek in vervoering.

foto van De Alkmaarse Synagoge.

Het publiek werd door voorzitter Loes Citroen hartelijk welkom geheten. Iedere bezoeker ontving een warme handdruk, een persoonlijk welkom en naar wens een kopje thee of koffie. Een keurig en kleurrijk gedrukt programmaboekje maakte de gastvrije ontvangst compleet.

Op de biema brandden de kaarsen sfeervol in de prachtige gebedsruimte, waar een gedempt zonlicht zachtjes het hoofd van de kunstenaar en publiek streelde. Door de uitstekende akoestiek vloeiden de noten plezant in elkaar over. Na het concert volgde een staande ovatie en een bravo, bravo, bravissimo!

donderdag 12 april 2018

Sjoah in de Rapenburgerstraat

Bezoek aan tentoonstelling:
'Sjoah in de Rapenburgerstraat'
Rabbinaat Alkmaar nodigt uit:
De tentoonstelling geeft een overzicht van de inwoners van de Amsterdamse Rapenburgerstraat tijdens de Tweede Wereldoorlog.


Bewoners, bedrijven en instellingen worden met beeldmateriaal en namen op grote panelen in in beeld gebracht. De vele foto's brengen de vermoordde Joodse bewoners weer tot leven. De bezoeker kan hen recht in de ogen kijken.




De Rapenburgerstraat was een belangrijke straat in de Amsterdamse Jodenhoek. Er waren belangrijke instellingen gevestigd die van groot belang waren/ zijn voor de Joden van Alkmaar en het Hollands Noorderkwartier.


Daarnaast woonde de Alkmaarse rabbijn daar ook tijdens de Sjoah. Deze vooroorlogse rabbijn uit Alkmaar heeft een prominente plaats in de tentoonstelling. Twee complete panelen worden aan hem gewijd. Aan de hand van het levensverhaal van de vooroorlogse Alkmaarse rabbijn neemt rabbijn Simon Bornstein u mee op weg door deze grootse tentoonstelling.
Na de rondleiding is er ruimte voor een gesprek over de indrukken onder het genot van een kopje thee (voor eigen rekening).
Datum: zondag 29 april 2018
plaats: Stadsarchief Amsterdam
tijd: 14.00 uur
kosten: geen, behalve kopje thee voor eigen rekening na de rondleiding
aanmelden verplicht via: aanmelding gesloten
adres:
Stadsarchief Amsterdam
Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam
We verzamelen om 14.00 uur op een plaats, welke na aanmelding wordt medegedeeld.
Telefoon voor noodgevallen: 06 272 641 38

dinsdag 10 april 2018

Miemouna, Marghrebijnse viering einde Pesach

Miemouna מימונה‎, ميمونة‎, ⵎⵉⵎⵓⵏⴰ werd op 7 en 8 april 2018 door Noord-Afrikaanse Joden gevierd bij uitgaande Jontef op de achtste dag Pesach. Miemouna is een eeuwen oude viering van goed nabuurschap tussen Joden en moslims. Moslims brengen hun Joodse buren koekjes, zacht gerezen brood, groene bonen en zoetigheid, nadat de Joden acht dagen Matzes hebben gegeten.

Miemouna-tafel gevuld met zoetigheid en
 symbolen van lente-vruchtbaarheid

Buren, vrienden en familie bezoeken elkaar zonder enige vorm van uitnodiging. De deur staat gewoon open voor de welkome gasten. Bij binnenkomst wenst men elkaar 'Tarbchoeh OeSa'adoeh', wat zoveel betekend als 'kom binnen, laaf en verzadig je!'. 

Miemouna-viering

Op deze avond wordt veel zoetigheid gegeten, waaronder kleine pannekoekjes met boter en honing, Moefleta's. Er wordt samen gezongen en muziek gespeeld en er wordt veel en vrolijk uitgewisseld. Een ware belevenis aan geuren, kleuren, klanken, mensen en smaken.

Het woord Miemouna is afgeleid van het Arabische Imaan en Hebreeuwse Emoena. Het betekend geloof. Het geloof in één God dat de Joden en moslims als familie met elkaar delen staat symbool voor goed en vriendelijk nabuurschap. Sefardische Joden in  heetten moslims, religieuze geleerden en anderen van harte welkom in hun huizen.

Het is gebruik dat er een stuk Tauro, Misjno of uit de geleerde werken van de Maimonides wordt voor-geleerd. Dit ter herinnering aan rabbijn Moussa Iebn Miemmoun die naast een Godgeleerde ook lijfarts was van de Sultan in Fez en hoogleraar Geneeskunde aan de universiteit in deze religieuze hoofdstad.


zondag 1 april 2018

Strijd om rabbijnhuis in Aalten

Door: Rabbijn Simon Bornstein

Het rabbijnhuis aan de Stationstraat in Aalten was het object van een jarenlange juridische strijd tussen de Joodse eigenaar en de Gemeente Aalten. De rechtszaak bereikte zelfs de Raad van State, 's lands hoogste administratieve gerechtshof. Dit schandaal werd breed uitgemeten in pers.

Sallo van Gelder (80)

De eigenaar van het pandje naast de Aaltense synagoge, Sallo van Gelder (80), streed om het verkrijgen van een permanente bestemming wonen op het pand. De Gemeente Aalten had dit juist vijftien jaren terug ingetrokken, omdat er toch niemand meer zou willen wonen. Ook zou het wooncontingent in gevaar komen. de Gemeente Aalten kan dan slechts 399 woningen bouwen in plaats van 400 nieuwbouwwoningen.

De Alkmaarse rabbijn Simon Bornstein diende een Raadadres in bij de Aaltense gemeenteraad, die werd verspreid onder alle raadsfracties. De rabbijn riep de fracties op om een einde aan het schandaal rond de rabbijnwoning te maken door het stellen van schriftelijke vragen aan de verantwoordelijke wethouder. 

De rabbijn stelt in het raadadres dat Van Gelder het slachtoffer is van onzorgvuldig openbaar bestuur. Zulks wegens het niet naleven van de wettelijke beginselen van goed openbaar bestuur door de gewraakte wethouder.

Verder startte de rabbijn een procedure in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur en diende hij een verzoek in bij het Aaltense College van Burgemeester en Wethouders om voor Van Gelder negatieve besluiten in te trekken als zijnde onjuist.

Uitgerekend voor ingaande Pesach maakte de regionale pers bekend, dat Van Gelder nu toch een Individueel Woonbesluit krijgt. Hierdoor kan hij de rabbijnwoning gedurende de rest van zijn leven blijven bewonen.

De Aaltense rabbijnwoning is in 1905 door de Joodse gemeenschap gekocht. Het pandje huisvestte de negentiende en twintigste eeuwse rabbijnen, leraren en voorzangers van het dorp. De laatste voorzanger werd in 1943 ruw uit de woning gesleept en door de bezetter gedeporteerd, vermoord.

Van Gelder stamt uit een eeuwenoud geslacht van Aaltense veehandelaren. Van Gelder is verder actief als langjarige voorzitter van de Nederlands Israëlitische Gemeente Aalten. De naoorlogse Joodse vleesvoorziening in ons land werd mede door Van Gelder weer tot leven gewekt.

Sjoel Aalten links, rabbijnhuis rechts

Door toedoen van de heer Van Gelder werd een Stichting Aaltense Synagoge opgericht die destijds 200.000 Gulden inzamelde, de sjoel aankocht en restaureerde en daar thans activiteiten ontwikkelt. Er zijn een leerhuis, permanente tentoonstelling, rondleidingen, Joodse erediensten, enz. Sallo van Gelder ontving voor zijn grote maatschappelijke bijdragen een onderscheiding van Zijne Majesteit de Koning.


Seider Alkmaarse Synagoge buitengewoon goed.

Door: Rabbijn Simon Bornstein

De Seider-maaltijd van de Stichting Alkmaarse Synagoge (S.A.S.) verliep in goede harmonie. Ruim vijftig deelnemers luisterden naar Drs. Dan Cohen die optrad als Seider-leider. De S.A.S. vrijwilligers werden door voorzitter Loes Citroen in het zonnetje gezet: 'Trots op onze vrijwilligers!'

Seidertafel in de Alkmaarse Sjoel

Gedurende de maaltijd zongen de aanwezige kinderen het 'MaNiesjtono, Helajlo Hozé?' Met de gezongen vraag 'Wat is er deze avond anders, dan alle andere avonden van het jaar?' werd de tafelceremonie ter gelegenheid van Pesach luidkeels geopend.

Pesach-dekje op de Biema

De vraag werd beantwoord door een S.A.S.-bestuurslid: 'Alle Chomeits zijn geruimd, er is een vuiltje uit de lucht: we zijn als bestuur door de rechter benoemd en die wees alle vuilspuiterij van de hand.'

Rabbijn Simon Bornstein prees het S.A.S.-bestuur voor het bewaren van de hechte eenheid in het bestuurs- en vrijwilligersteam, het doorzetten van de Sjabbes- en andere bijeenkomsten tijdens het afgelopen jaar. 'Sjoel Alkmaar staat als een huis, met nieuwe kracht de toekomst tegemoet!'

Veel disgenoten gaven lucht aan hun opluchting: 'trots zijn we op Loes', 'zo blij dat alles achter de rug is met die "bestuurscrisis"', 'mazzel tov Loes!', zo klonk het.

Na dit aandachtspunt zette Dan Cohen de Seider door. Hij bracht goed verzorgde commentaren van diverse gerenommeerde modern-orthodoxe rabbijnen als toelichting op de Hagode. Cohen voerde de deelnemers van de verdrukkende duisternis naar het licht van de bevrijding.

vijftig deelnemers

In een heerlijk ontspannen en open sfeer werd er door de tafelgenoten gesproken over de laatste nieuwtjes, zaakjes in de misjpoches, koetjes en kalfjes. Eregast deze avond was de S.A.S. advocaat Gustavo Reisenstadt. Hij werd door het bestuur uitvoerig gecomplimenteerd.

koosjer le-Pesach, Matze-chocoladetaart

Van 's morgens vroeg af hadden de culinaire vrijwilligers de maaltijd voorbereid. Prachtig opgemaakte saladeschotels als voorgerecht, gevolgd door een krachtige groentensoep en een milchige hoofddis en een chocolade Matzetaart op twee lange tafels. Voor de gelegenheid gedekt, héél feestelijk!

Let u de komende 49 dagen op het zeggen en tellen van de ngaumer? Goede Maungeid!

#BIJEENKOMST "#SOLIDAIR MET# ISRAËL"

Door: #Rabbijn #Simon #Bornstein ® Na de verschrikkelijke aanval op Israël hebben Joodse organisaties in Nederland, waaronder de Joodse Ge...