zaterdag 16 december 2017

Het Amsterdamse Machzor, een middeleeuws manuscript



Door: Rabbijn Simon Bornstein

Sinds 1669 is de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge Amsterdam in het bezit van een uiterst zeldzaam handgeschreven gebedenboek voor de Joodse feestdagen. Het forse gebedenboek uit 1240 is op perkament geschreven en verlucht met kleine afbeeldingen, tekenen uit de dierenriem en volledig Hebreeuws gekalligrafeerd. Het is het oudste bekend zijnde middeleeuwse manuscript uit de asjkenozische landen.

Rabbijn Simon Bornstein en het Amsterdamse Machzor 

In de kantlijn kunnen op sommige plaatsen rabbinale glossen, geleerde commentaren, worden aangetroffen. Het manuscript bevat piejoetiem – liturgische gedichten en gebeden voor de feestdagen. Het Amsterdams Machzer is genoemd naar de stad waar het sedert eeuwen kan worden aangetroffen. 

De chazzoniem van de Grote Sjoel aan het Jonas Daniel Meijerplein gebruikten het Machzer regelmatig gedurende de diensten op jontef, de Joodse feestdagen. Zulks tot aan de laatste deportaties in 1943. 

Tussen 1982 en 1986 onderzochten specialisten de precieze datering en herkomst van het Amsterdams Machzer. De resultaten van dat onderzoek werden twee jaren later gepresenteerd gedurende een bijeenkomst van de International Council of Museums in de hoofdstad. 
 
De onderzoekers concludeerden, dat het Machzer rond 1240 gedateerd moet worden. Het is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de omgeving van Keulen, waar het vervaardigd werd. De Joodse geleerden die gedurende de negentiende eeuw de circa veertig Joodse gebedenboeken uit dezelfde Middeleeuwse periode bestudeerden in het Duitse rijk, waren niet bekend met het manuscript in Amsterdam. Het Amsterdams Machzer werd door Opperrabbijn Isaac Maarsen voor de eerste maal aan de academische wereld voorgesteld.[1]
  
Miniatuur van een Chazzen met de typische
gele Jodenhoed in het Amsterdams Machzor

Sedert de opening van het Joods Historisch Museum in 1932 wordt het manuscript reeds tentoongesteld in de vaste opstelling. Zulks in bruikleen van de Joodse Gemeente Amsterdam. Sinds 1988 staat het Amsterdams Machzer op de lijst van de Wet tot Behoud van Cultuurbezit.
 

Thans echter heeft het gebedenboek nieuwe eigenaren in de vorm van het Joods Historisch en het Joodse museum in oprichting in Keulen. Met de aankoop van het machzer zijn miljoenen Euro’s gemoeid die het Joods Historisch Museum niet alleen op kon brengen. De aankoop werd mogelijk door er een Europees samenwerkingsproject van te maken. 



De gelden werden bijeen gebracht door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, het Mondriaanfonds, particulieren, Joods Historisch Museum en in Duitsland het Landesverband Rheinland, regionale banken in het Rijnland en enige particuliere geldschieters. 

Afgelopen week werd het majestueuze manuscript aan de geldschieters gepresenteerd tijdens een besloten bijeenkomst in het Joods Historisch Museum. Hoewel het handschrift de komende jaren in Amsterdam zal blijven, zal het daarna afwisselend een jaar in het Joodse museum van Keulen en het Joods Historisch Museum in Amsterdam tentoon gesteld worden. 

De voorzitter van het Landesverband Rheinland sprak gepassioneerd over de kansen tot Europese samenwerking die dit project tot in lengte van jaren biedt. Een Duitse hoogleraar schetste het perspectief dat het Amsterdams Machzer tentoongesteld zal kunnen worden in de originele synagoge welke in Keulen in het centrum van de stad tijdens archeologische opgravingen aan het licht kwam en welke deel uit zal maken van een volledig nieuw Joods museum op de plaats van de middeleeuwse Jodenbuurt van Keulen.

Het manuscript telt 331 tweezijdig beschreven perkamenten bladen. Deze zijn gebonden in een imposante zeventiende eeuwse lederen band. Het formaat geeft aan dat dit werk duidelijk geschreven is voor het chazzones. 

De illustraties en verluchtingen zijn kleine kunstwerkjes op zich. De tientallen decoraties zijn volgens internationale specialisten ouder dan die in andere vergelijkbare manuscripten. In latere handschriften worden menselijke figuren bijna altijd met dierenkoppen afgebeeld, vanwege het godsdienstige verbod om menselijke afbeeldingen te scheppen. 

In het Amsterdamse Machzer worden echter menselijke gezichten in diverse van de miniaturen afgebeeld. Het Bijbelse verbod op het vervaardigen van menselijke afbeeldingen werd door de middeleeuwse Joodse kunstenaars omzeild door dierenkoppen te introduceren. Dit gebeurde met name na de massaslachtingen op Joden door christenen die samenhingen met de pestepidemieën in de jaren 1247-1249.

Het handschrift werd rond 1240 in Keulen geproduceerd; de ritus in het boek is ook die van Keulen. Als het handschrift in Amsterdam tentoongesteld wordt, wordt in het Keulse museum een digitale versie getoond en vice versa. De auteur was als enige rabbijn aanwezig bij de presentatie van het Amsterdamse Machzer.



[1] I. Maarsen, ‘Ha-Mahzor shel Qehillat Ashkenazim be-Amsterdam [Hebreeuws]’, in: Bijdragen en Mededeelingen van het Genootschap voor de Joodsche Wetenschap in Nederland 3 (Amsterdam 1925), 28ff
Opperrabbijn Isaac Maarsen met Prinses Juliana in 1933

donderdag 7 december 2017

Parsje van de week: Wojeisjev

Parsje van de week: Wojeisjev
Bereisjies 37:01-40:23
aanvang sjabbes 08 december 2017: 16.15 uur
einde sjabbes 09 december 2017: 17.22 uur
Rabbijn Simon Bornstein
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Wojeisjev is de parsje die we deze week in sjoel laajnen. Het leven van de profeet Jauseif staat hierin centraal.  We lezen dat Jozeph door zijn broers werd geleid tot onvrijheid. Zijn broers worden beschreven als afgunstig en onwelwillend. Door Jozef in een droge put achter te laten, kwam het dat Arabische handelsreizigers de jongeling van een wrede dood konden redden door hem uit de put te halen en hem met hen mee te voeren naar het land aan de Nijl. Daar werkte Jozef als slaaf voor diverse eigenaren.

Afbeeldingsresultaat voor afbeelding schaapherder

Tot Potifar ontwikkelde hij een uitstekende relatie. De echtgenote van deze heer poogde de jongeling te verleiden tot een zonde. Jozef weerstond haar toenaderingen en waarborgde zijn persoonlijke integriteit. Toen zij hem weer benaderde, greep zij zijn tuniek, waarop Jozef onmiddellijk het huis uit snelde. Potifar’s echtgenote beschuldigde de jongeling valselijk van pogingen tot toenadering terwijl de heer des huizes buitenshuis verkeerde. Jozef zelf voorkwam deze verleidelijke misstap. Dit op basis van de zorgvuldige morele opvoeding die hij bij zijn vader in zijn jeugd had genoten.

Jozef was uiterst trouw aan zijn vader en aan de opvoeding die hij van hem had ontvangen. Voordat Jozef in de put werd achtergelaten, had zijn vader hem vanuit het kampement uitgezonden om te zien of zijn broers die de kuddes van hun vader ver van huis lieten grazen, nabij het huidige Nabloes, alles naar wens verging. 

Jozef wist heel goed dat zijn oudere broers op hem neer zagen. Het was daarom voor hem een gevaarlijke onderneming om naar zijn broers en de kuddes van hun vader, af te reizen. Desondanks volgde Jozef de wens van zijn vader te goeder trouw.

Het was deze goeder trouw die Jozef in het land aan de Nijl beschermde. Het maakte hem tot een moreel  sterk en integer mens. Als adolescent kwam hij gedwongen naar een hem vreemd land, waar de cultuur, gewoonten en tradities volkomen nieuw voor hem waren, afweken van zijn opvoeding en opleiding tot dan toe.

Normaal gesproken zou het voor een dergelijke jongeman uiterst complex zijn om moreel in een situatie als de zijne te overleven. Hedendaagse (godsdienstige) ouders zullen zich vast en zeker kunnen herkennen in dit beeld, wanneer hun kroost zich op weg begeeft naar opleidingsinstituten, ver gelegen buiten de eigen woonplaats. Zelfs wanneer in zulke steden een regelmatig minjan ter synagoge bijeen komt, koosjer voedsel goed verkrijgbaar is en Joods onderwijs wordt verzorgd, blijft het leven van de jongvolwassenen vol morele uitdagingen waar zij soms over kunnen struikelen.

Jozef bevond zich in een samenleving waar hij tot dan toe de enige Jehoede was. Opmerkelijk genoeg hield hij vast aan de loyaliteit aan de waarden en tradities van zijn eigen familie. Hetgeen hem bij uitstek beschermde tegen beïnvloeding vanuit de hem omringende samenleving, was zijn kiewoed ngow, het diepe respect voor zijn vader. Het was de absolute, onvoorwaardelijke en onverzettelijke loyaliteit jegens zijn vader die Jozef de solide kracht verschafte om zich spiritueel te versterken en weerstand te kunnen bieden aan de lokroep van de vrouw van Potifar.

Ook vandaag aan de dag hebben wij spirituele bescherming meer dan ooit nodig. Immers, de seculiere wereld om ons heen is vol verleidingen en valkuilen die soms vijandig staan tegenover onze tradities en gewoonten, waarden, idealen en wijze van leven. De cultuur van de omgeving heeft een constante invloed op onze families en op het ouderlijk gezag. Het respect hebben voor de ouders of voor de oudere medemens is in de moderne samenleving aan hevige erosie onderhevig.

De mitswe van kiewoed ngow, het gebod van respect te moeten hebben voor ouders en ouderen, moet moreel constant worden onderstreept om deze mitswe te verstevigen. Het zijn bij uitstek Joodse waarden en normen die het moderne Nederland hebben helpen bouwen.  

Respect en liefde voor de eigen Joodse waarden, tradities en levenswijze bieden ons tegenwoordig dezelfde solide bescherming tegen ongewenste invloeden vanuit de ons omringende samenleving als eens aan Jozef.

Goed Sjabbes!



dinsdag 5 december 2017

Tentoonstelling: Emanuel de Witte, meester van het licht

Door: Rabbijn Simon Bornstein

Het Stedelijk Museum Alkmaar heeft tot eind januari 2018 een meesterlijke tentoonstelling in huis. Ter gelegenheid van het vierhonderdste geboortejaar van Emanuel de Witte, zet het Stedelijk Museum deze Alkmaarse zoon van de Gouden Eeuw in het zonnetje.


Emanuel de Witte - Interieur van de Portugese synagoge te Amsterdam.jpg
Grand Esnoga door Emanuel de Witte

Het oeuvre van de schilder wordt aan de hand van binnenlandse en buitenlandse bruiklenen in beeld gebracht. De jonge kunstenaar volgde zijn schildersopleiding bij Evert van Aelst (1602-1657) in Delft. Hij verbleef kort in Rotterdam en woonde ruim een decennium in Delft. Na een verhuizing naar Amsterdam ontwikkelde hij zich in het meesterlijk schilderen van architectuur. Zijn reputatie was formidabel. Dichter Jan Vos rekende De Witte tot de belangrijkste kunstenaars van zijn generatie.

Evenals Govert Flinck en Rembrandt speelde De Witte op sublieme wijze  met het concept licht in zijn geschilderde en getekende werken. Van Emanuel de Witte is geen portret bekend. De Witte huwde met Geertje Ariaens van de Velde en kreeg twee kinderen. De kunstenaar had een kleurrijk bestaan, dat hij uiteindelijk zelf beindigde door suicide te plegen. 


Naast christelijke gebedshuizen van uiteen lopende kerkgenootschappen, introduceerde De Witte tevens het interieur van de Esnoga, de Portugees Israëlitische Synagoge in de vaderlandse schilderkunst. Op het schilderij van dit interieur worden zorgvuldig de aristocratische bezoekers aan de Snoge afgebeeld. Immers de vrije, adellijke Joden waren een trekpleister voor rondreizende edellieden, intellectuelen en vooraanstaanden op grand tour.

#BIJEENKOMST "#SOLIDAIR MET# ISRAËL"

Door: #Rabbijn #Simon #Bornstein ® Na de verschrikkelijke aanval op Israël hebben Joodse organisaties in Nederland, waaronder de Joodse Ge...