Door: Rabbijn Simon Bornstein
Sinds
1669 is de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge Amsterdam in het bezit van
een uiterst zeldzaam handgeschreven gebedenboek voor de Joodse feestdagen. Het
forse gebedenboek uit 1240 is op perkament geschreven en verlucht met kleine
afbeeldingen, tekenen uit de dierenriem en volledig Hebreeuws gekalligrafeerd. Het is het oudste bekend zijnde middeleeuwse manuscript uit de asjkenozische landen.
Rabbijn Simon Bornstein en het Amsterdamse Machzor
In
de kantlijn kunnen op sommige plaatsen rabbinale glossen, geleerde commentaren,
worden aangetroffen. Het manuscript bevat piejoetiem
– liturgische gedichten en gebeden voor de feestdagen. Het Amsterdams Machzer
is genoemd naar de stad waar het sedert eeuwen kan worden aangetroffen.
De
chazzoniem van de Grote Sjoel aan het Jonas Daniel Meijerplein gebruikten het
Machzer regelmatig gedurende de diensten op jontef, de Joodse feestdagen. Zulks
tot aan de laatste deportaties in 1943.
Tussen
1982 en 1986 onderzochten specialisten de precieze datering en herkomst van het
Amsterdams Machzer. De resultaten van dat onderzoek werden twee jaren later
gepresenteerd gedurende een bijeenkomst van de International Council of Museums
in de hoofdstad.
De
onderzoekers concludeerden, dat het Machzer rond 1240 gedateerd moet worden. Het
is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de omgeving van Keulen, waar het
vervaardigd werd. De Joodse geleerden die gedurende de negentiende eeuw de
circa veertig Joodse gebedenboeken uit dezelfde Middeleeuwse periode bestudeerden
in het Duitse rijk, waren niet bekend met het manuscript in Amsterdam. Het
Amsterdams Machzer werd door Opperrabbijn Isaac Maarsen voor de eerste maal aan
de academische wereld voorgesteld.[1]
Miniatuur van een Chazzen met de typische
gele Jodenhoed in het Amsterdams Machzor
gele Jodenhoed in het Amsterdams Machzor
Sedert
de opening van het Joods Historisch Museum in 1932 wordt het manuscript reeds
tentoongesteld in de vaste opstelling. Zulks in bruikleen van de Joodse
Gemeente Amsterdam. Sinds 1988 staat het Amsterdams Machzer op de lijst van de
Wet tot Behoud van Cultuurbezit.
Thans
echter heeft het gebedenboek nieuwe eigenaren in de vorm van het Joods
Historisch en het Joodse museum in oprichting in Keulen. Met de aankoop van het
machzer zijn miljoenen Euro’s gemoeid die het Joods Historisch Museum niet
alleen op kon brengen. De aankoop werd mogelijk door er een Europees
samenwerkingsproject van te maken.
De
gelden werden bijeen gebracht door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en
Wetenschappen, het Mondriaanfonds, particulieren, Joods Historisch Museum en in
Duitsland het Landesverband Rheinland, regionale banken in het Rijnland en
enige particuliere geldschieters.
Afgelopen
week werd het majestueuze manuscript aan de geldschieters gepresenteerd tijdens
een besloten bijeenkomst in het Joods Historisch Museum. Hoewel het handschrift
de komende jaren in Amsterdam zal blijven, zal het daarna afwisselend een jaar
in het Joodse museum van Keulen en het Joods Historisch Museum in Amsterdam
tentoon gesteld worden.
De
voorzitter van het Landesverband Rheinland sprak gepassioneerd over de kansen tot
Europese samenwerking die dit project tot in lengte van jaren biedt. Een Duitse
hoogleraar schetste het perspectief dat het Amsterdams Machzer tentoongesteld
zal kunnen worden in de originele synagoge welke in Keulen in het centrum van
de stad tijdens archeologische opgravingen aan het licht kwam en welke deel uit
zal maken van een volledig nieuw Joods museum op de plaats van de middeleeuwse
Jodenbuurt van Keulen.
Het
manuscript telt 331 tweezijdig beschreven perkamenten bladen. Deze zijn
gebonden in een imposante zeventiende eeuwse lederen band. Het formaat geeft aan
dat dit werk duidelijk geschreven is voor het chazzones.
De
illustraties en verluchtingen zijn kleine kunstwerkjes op zich. De tientallen
decoraties zijn volgens internationale specialisten ouder dan die in andere
vergelijkbare manuscripten. In latere handschriften worden menselijke figuren
bijna altijd met dierenkoppen afgebeeld, vanwege het godsdienstige verbod om
menselijke afbeeldingen te scheppen.
In
het Amsterdamse Machzer worden echter menselijke gezichten in diverse van de
miniaturen afgebeeld. Het Bijbelse verbod op het vervaardigen van menselijke
afbeeldingen werd door de middeleeuwse Joodse kunstenaars omzeild door
dierenkoppen te introduceren. Dit gebeurde met name na de massaslachtingen op
Joden door christenen die samenhingen met de pestepidemieën in de jaren
1247-1249.
[1] I. Maarsen, ‘Ha-Mahzor
shel Qehillat Ashkenazim be-Amsterdam [Hebreeuws]’, in: Bijdragen en Mededeelingen van het Genootschap voor de Joodsche
Wetenschap in Nederland 3 (Amsterdam 1925), 28ff
Opperrabbijn Isaac Maarsen met Prinses Juliana in 1933 |