maandag 27 november 2017

Viering 275 jaar Nederlands Israëlitisch Seminarium

Door: Rabbijn Simon Bornstein
Sedert 275 jaar traint het Nederlands Israëlitisch Seminarium dignitarissen en functionarissen ten behoeve van Joodse gemeenten in Nederland. Dit jubileum werd deze maand op feestelijke wijze gevierd.

smiecha (een rabbinaal diploma) van de auteur
In 1714 richtte de opperrabbijn van Amsterdam, Arjeh Leib het Beth Hamidrasj Eits Chojiem op. Hier konden gemeenteleden en hun kinderen onderwijs volgen in de Jiddische taal, een tijd waarin veel Joodse migranten het Nederlands nog niet machtig waren.

Beis Medresj Eits Chojiem

Het onderwijs aan deze Talmoedhogeschool stond goed aangeschreven en trok Joodse geleerden vanuit heel Europa, die een poos in Nederland wilden studeren. Deze buitenlandse studiosi bleven soms enige jaren, dan weer voor de rest van hun leven gevestigd in de Republiek. 

rabbijn Lion Wagenaar


Naast hun studie en professionele bezigheden publiceerden zij ook regelmatig hun theologische werken bij Joodse uitgevers. Immers in Nederland gold ten tijde van de Republiek de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van geweten en de vrijheid van drukpers.
Ook aan de huidige dag leidt het Nederlands Israëlitisch Seminarium rabbijnen, godsdienstonderwijzers en – onderwijzeressen en andere religieuze functionarissen op. 


Dankbaar denkt de schrijver aan de vele jaren wetenschappelijk-theologisch onderwijs van orthodox-Joodse signatuur welke hij aan zijn Alma Mater genoot. Het Seminarium staat voor 'Denken met Lef'.

Tauro lernen




Alumni van het Nederlands Israëlitisch Seminarium worden desgevraagd snel toegelaten aan Ivy-kwaliteit universiteiten in het buitenland. Dit bewijst de uitstekende, internationaal zeer gewaardeerde kwaliteit en het hoge niveau van de aangeboden Godgeleerde en andere opleidingen aan het Seminarium.

dinsdag 21 november 2017

Ngeiroevien, sjabbes-grenzen voor Alkmaar?

Door: Rabbijn Simon Bornstein

Is de naam van het Talmoed-tractaat, dat spreekt over de grenzen die Joden in acht nemen ten aanzien van de Sjabbes (rustdag, vrijdagavond en zaterdag).
Een ngeiroev (voluit: ngeiroev chatseraus) is een omheining of muur rond een gebied waarbinnen tijdens de Sjabbes goederen vervoerd mogen worden.
Tegenwoordig wordt de ngeiroev symbolisch uitgevoerd. Het is een draad die op ongeveer zes meter hoog rond een bepaald gebied gespannen wordt. Joden mogen op de Sjabbes buiten hun woning slechts een beperkt aantal passen bewegen en niets, behalve eigen kleding, dragen, ook geen kinderwagen.
De ngeiroev biedt de mogelijkheid van een symbolische omheining waarbinnen Joden ondanks de Sjabbes goederen mogen vervoeren tijdens de rustdag. Binnen de ngeiroev kan niet ieder object worden getransporteerd.

Afbeeldingsresultaat voor eiruv

Die objecten die op de Sjabbes niet worden gebruikt, zijn verboden om op de rustdag aan te worden geraakt. Zo is het verboden om op zaterdag te schrijven. Schrijfwaren kunnen dus niet worden verplaatst.
Voor Joden is de ngeiroev vaak een belangrijke voorziening die mede bepalend is voor de woonplaats die wordt gekozen. Veel Joden verkiezen het in Amsterdam te wonen, omdat daar een ngeiroev bestaat. Zonder ngeiroev kan een moeder niet met een kinderwagen over straat en gedurende de Sjabbes de woning niet verlaten.
Volgens sommige geleerden kan men een huissleutel wel meedragen op Sjabbes, wanneer deze onderdeel is van een sierraad, van een broekriem of gordel.
De hilchaus ngeiroevien reguleren het verplaatsen of transporteren van objecten van één plaats naar een andere plaats gedurende de Sjabbes. De halloche (Joods-religieuze wetgeving) onderscheidt diverse plaatsen (resjoejaus).
Eerstens een privaat domein (resjoes hejochied) waaronder huizen, appartementen, gesloten ruimten of terreinen ressorteren. Tweedens worden ruimtes en terreinen in het publiek domein (resjoes herabbiem) onderscheiden. Daartoe behoren straten, pleinen, gangen, stegen, snelwegen, etc. die publiek eigendom zijn.
Ten derde zijn er plaatsen die niet duidelijk als resjoes hejochied of resjoes herabbiem kunnen worden gedefinieerd. Dit zijn niet omheinde plaatsen zoals velden, weiden, straathoeken, enz. Deze plaatsen lijken soms de kenmerken van beide eerste categorieën te hebben. Deze noemen we karmelies.
Volgens de meeste rabbinale geleerden is de uitleg van Exodus 16:29 zo dat het verboden is om tijdens de Sjabbes objecten te verplaatsen van het private besloten domein naar een domein dat publiek eigendom is. Evenzo is het verboden om objecten te vervoeren op een afstand van meer dan vier ellen binnen een open ruimte.
De enige ruimte waarin het vrij is om dingen vrijelijk te verwijderen, is een besloten privaat terrein welke het eigendom is van een individu.
Om de nadelige gevolgen van de halloche te compenseren, werd de ngeiroev geïntroduceerd, die bij wijze van spreken een open ruimte in een gesloten ruimte omsloot. Als een ruimte niet volledig is ingesloten, wordt de vereniging van de behuizing onder bepaalde omstandigheden bewerkstelligd door een enkele staaf of draad die over de open delen wordt geplaatst, of door een paal die aan een van de zijden van het open gedeelte wordt geplaatst.
Een dergelijk construct kan worden opgemerkt in sommige oude steden en dorpen waar zich een Joodse gemeente bevindt, aan het einde van de straten die uit de plaats leiden, zulks heet een ngeiroev.  
Ngeiroev chatseraus (gecombineerde hofjes) de hoven, die in de regel worden omringd door huizen of andere gebouwen, voldoen dus aan één voorwaarde van resjoes hejochies, aangezien ze een besloten ruimte vormen; maar omdat ze niet het eigendom zijn van één individu, vormen deze hofjes tevens een soort van openbaar bezit, en dus zou het verwijderen van objecten binnen deze hofjes op de Sjabbes verboden zijn.
Om te voldoen aan de tweede voorwaarde, namelijk het eigendom van één persoon te zijn, combineren en vormen de bewoners een unie, waarbij elk lid iets bijdraagt aan een maaltijd en het in een ruimte plaatst die voor iedereen toegankelijk is. Ze vormen dus één familie en het hofje krijgt opnieuw de juridische status van resjoes hejochied.
De bijdragen van de bewoners worden ngeiroevei chatseraus genoemd. Op dezelfde manier kan een straat met al zijn hoven in resjoes hejochied veranderd worden, en de term ngeroevei chatseraus wordt dan veranderd in sjietoefei mebongaus (combinatie van de hofjes en huizen in één straat). Deze godsdienstige regels zijn uitsluitend van toepassing op mensen die Jood of Jodin zijn conform de halloche en leden van hun huishoudens.[i]
Sedert het ontvangen van de Tauro op de berg Sinaaj wordt een ngeiroev gevormd door de omheining of omwalling van een stad. Stadsmuren functioneren als ngeiroev, waardoor er in de stad geen religieus draagverbod op de Sjabbes van toepassing is.
Daar waar een omwalling ontbreekt, gelden de muren van het woonhuis, boerenhofstede, hofje of erf als ngeiroev. Eind negentiende eeuw werden stadswallen en forten in heel Nederland – ook in Alkmaar - nog aangelegd in het kader van de Wet tot Regeling en Voltooiing van het Vestingstelsel van 18 april 1847. 
Als gevolg van de afschaffing van de Vestingwet op 28 maart 1938 werden in heel Nederland stadswallen ontmanteld. Deze klassieke ngeiroevien werden door sommige lokale rabbinaten vervangen door een nieuwe bouwconstructie.
Zo kunnen onder voorwaarden complete straten worden omgevormd tot een gebied met een ngeiroev door tussen de gevels van de huizen een draad te spannen of een stang of houten lat te plaatsen welke dan juridisch geldt als een tsoeras hepetach poort, onderdeel van de omheining in de juridische zin. 
Er kan een eindeloze reeks poorten naast elkaar worden gebouwd, die samen een ngeiroev vormen. Moderne ngeiroevien bestaan uit een draad die over een reeks palen rond een gebied, stad of buurt worden aangebracht.
Voor de Sjoah bestonden er ngeiroevien in Den Helder en Amsterdam. Spreker onderzoekt nu  of het theoretisch mogelijk is om in Alkmaar een ngeiroev in te stellen.




·         [i] Maimonides, Seifer Jad Hechezoke, Sjabbes, 13 en volgende.
·         Maimonides, Seifer Jad Hechezoke, Ngeiroevien
·         Maimonides, Seifer Jad Hechezoke Jaum Tauv, 5-7
·         Sjoelchen Ngaureich, Ngaurech Chojiem, 344-346, 407-409, 526-528

maandag 20 november 2017

Religie in de publieke ruimte


Door: Rabbijn Simon Bornstein

Gedurende een recente voordracht en rondetafelgesprek met professor dr. Fokko Oldenhuis, hoogleraar Religie en Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen werd ingegaan op een reeks stellingen omtrent religie in de publieke ruimte. Een manifestatie van religie in het publieke domein is bijvoorbeeld dat een christelijke boer op zijn pannendak een tekst van knal rode dakpannen laat leggen met de tekst ‘profeet redt’.

Afbeeldingsresultaat voor stolpboerderij

De welstandscommissie van de betreffende Zeeuwse burgerlijke gemeente nam hieraan aanstoot en verordonneerde dat de tekst verwijderd moest worden. In beroep werd de agrariër evenwel toegestaan deze tekst in zwarte in plaats van rode dakpannen op het dak van zijn boerderij te voeren. Een minder opvallende kleurstelling die volgens de welstandscommissie beter paste bij de historiciteit van het pand en tegelijk recht deed aan de wensen van de agrariër.

Aan de hand van een lichtbeeld presentatie ging de professor in op wijzen waarop religie als fenomeen zich in de openbare ruimte kan manifesteren.  In een daarop volgende ronde-tafel discussie met het publiek dat bestond uit theologen, kerkelijke werkers en ambtenaren werd de discussie aangegaan. Daarbij werden de grenzen en mogelijkheden om religie in het publieke domein te manifesteren verkend.

Religie moet in het publieke domein positief worden gewaardeerd stelde de hoogleraar. Het geeft religieuze burgers een extra dimensie aan het leven. Religie kan een motivatie vormen om een constructieve maatschappelijke bijdrage te willen leveren.

Volgens sommige discussanten heeft het fenomeen religie, ongeacht van welke groepering, louter ellende veroorzaakt in de samenleving. Zij stelden dat de overheid er voor moet waken, dat religie achter de voordeur blijft, dus geen deel uit zal maken van het publieke domein.

Een ander meldde het goed te vinden dat de overheid in gesprek treedt met synagogen en moskeeën op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Sociale onderwerpen zoals de bed-bad-brood voorzieningen, de voedselbank, etc. worden veelal in stand gehouden en geïnitieerd door religieus gemotiveerden die daarmee een bijdrage leveren aan het algemeen maatschappelijk welzijn.

Gespreksdeelnemers waren het daar mee niet in alle gevallen eens. Er werd gesteld dat ieder gesprek dat de overheid voert met godsdienstige organisaties over sociale onderwerpen, in strijd zou kunnen zijn met het grondwettelijk beginsel van de scheiding van kerk en staat.

De scheiding van kerk en staat impliceert, dat de overheid zich ten principale nooit mag bemoeien met de inhoud en prediking in moskee of synagoge. Evenmin kan de overheid verwachten of opleggen dat een kerkgenootschap een gebed voor de overheid uitspreekt. In synagogen wordt bij de inhuldiging van een nieuwe monarch, evenals bij andere Koninklijke hoogtepunten een speciaal gecomponeerd gebed uitgesproken. Iedere zaterdag een gebed uitgesproken voor het welzijn en de wijsheid van onze geliefde monarch.

Een geponeerde stelling, dat de overheid anno 2017 eisen kan stellen aan kerken en moskeeën: dat Salafistische moskeeën mogen worden ‘aangepakt’ riep bij sommige deelnemers heftige reacties op. Een ambtenaar met een duidelijk islamitische geloofsovertuiging stelde dat zij het gevoel en de indruk heeft, dat uitingen van religie in Nederland door de overheid worden gedempt en dat moslims in het bijzonder worden geacht zichzelf in te laten dimmen. Dit vermoeden werd door soortgelijke gevoelens ervaringen van anderen in de zaal bevestigd.

De circa vijftig deelnemers aan het debat gingen na een fijne warme maaltijd en uitstekend geïnformeerd omtrent de grenzen, onmogelijkheden en mogelijkheden tot manifestatie van godsdienst in het publieke domein huiswaarts.

donderdag 16 november 2017

Waar beperkt levensbeschouwing anderen om zichzelf te zijn?

Uitnodiging dialoogavond. Alkmaar in Dialoog en Verbinding 

De avond wordt ingeleid vanuit het geloof van vier verschillende sprekers. Zij geven hun visie gevolgd door de mogelijkheid tot verdiepende vragen vanuit het publiek. Nadien delen we momenten dat de ander met hun opvattingen jouw vrijheid belemmerden of weinig ruimte liet voor een ander perspectief.

Toegang is gratis.


Dialoogavond 22 11 2017








De sprekers zijn:

- Imam Hüseyin Önal die stelt dat we liefde, tederheid, empathie en begrip voor elkaar nodig hebben, met ons allen kunnen we heel veel betekenen voor het heden en toekomst van mensen.

- Rien Erkelens. Hij zag in de Protestantse Kerk hoe door dialoog mensen weer worden opgenomen in plaats van uitgesloten.


- Rabbijn Simon Bornstein. Gaat voor een inclusieve, solidaire en liefdevolle samenleving. Bekend deelnemers aan onze activiteiten om een samenleving van en voor iedereen te bewerkstelligen. 

- Jan Zwart, landelijk voorganger Apostolisch Kerkgenootschap. In de samenleving is het nodig om solidair en met compassie te leven.
Apostolischen willen deze waarden waarmaken. Leven in liefde maakt duurzaam samenleven mogelijk.

Het gesprek wordt geleid door Eerde de Swart, directeur Vrijwilligerscentrale Alkmaar. De Swart: ‘Ik wil de wereld leuker maken. Daarom zet ik me in voor een samenleving waarin iedereen gelijkwaardig mee kan doen.’

ALKMAAR IN DIALOOG EN VERBINDING

 Het programma Alkmaar in Dialoog en Verbinding is een samenwerking tussen Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN en de Bibliotheek Kennemerwaard. Met de dialoogavonden willen we investeren in een stad voor iedereen.Dialoogavond 'jouw levensvisie – mijn vrijheid'

Woensdagavond 22 november 2017
20-22 uur
Georganiseerd door Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN en 
Bibliotheek Kennemerwaard

dinsdag 14 november 2017

Recentie: Muscular Judaism: The Jewish Body and the Politics of Regeneration

Door: Rabbijn Simon Bornstein

Jonge Joden met sportieve lichamen, dat was het ideaalbeeld van sommige zionistische denkers in de negentiende eeuw. Deze nieuwe beeldvorming vormde een revolutionair contrast met de terneergeslagen, verdrukte, zwakke Joden in de Europese getto's.

Eeuwen lang was het beeld van de Joden als typisch zwak prevalent en zionistische voorlieden keerden dit beeld om. Door de Joodse voorouders uit de Klassieke Oudheid als voorbeeldfiguren te hanteren propageerden negentiende eeuwse zionisten het beoefenen van de meest uiteenlopende sporten onder jonge Joden.



Afbeeldingsresultaat voor muscular judaism the jewish body and the politics of regeneration

In het bijzonder helden als Bar Kochba en de Maccabeeën worden als exemplarisch opgevoerd. Joden waren evenals andere volkeren in staat om discipline, doorzettingsvermogen en fysieke kracht te cultiveren. Dit moest volgens sommigen jonge Joden vormen tot fysiek fitte, gezonde en nationaal gerichte personen.

Professor Todd Samuel Presner, hoogleraar in de Germanistiek en Joodse Studiën aan de Universiteit van California in Los Angelos beschrijft in zes uitstekende hoofdstukken de ontwikkelingen die aanvangen bij de door een Europees staatshoofd tijdens diens veldtocht naar het Heilige Land in 1798 bevolen regeneration van de verschopte Joodse massa’s in Europa, tot een krachtig volk dat terug zou moeten keren naar het Beloofde Land om daar haar nationale onafhankelijkheid zelf in te vullen.

Martin Buber en E.M. Lilien zijn filosofen die de esthetiek van de regeneratie van jonge Joden benadrukken. De oorsprong van het Muskel Judenthum kan deels worden gezocht in het streven naar een Joodse burger die voor zijn eigen belangen op moet kunnen komen. Evenals in het ideaal de eigen Joodse onafhankelijkheid in Eretz Jisro’eil  militair te kunnen verdedigen.

Het regeneratie denken over Joden en door Joden heeft onder andere te maken met het negentiende eeuwse discours over rassentheorieën, fysieke fitheid, eugenetische politiek, kolonialisme en militarisme van Europese samenlevingen. Immers, uit deze maatschappelijke debatten werden het modern imperialisme, het denken over een raciale staat (Nazi-Duitsland) en pan-nationalisme geboren. 

Aan het einde van de negentiende eeuw werd het rabbinale denken over zachtmoedige Joodse mannen door seculiere Joden vervangen door heroïsche heteroseksuele Joodse mannen, een zionistische reactie op de druk van de moderne masculiene pan-Europese cultuur.

De oorsprong van dit gespierde denken ligt onder andere bij Nordau die gedurende het tweede Zionistische Congres in Basel op 28 augustus 1898 verklaarde dat een nieuw Joods type moest worden geïmplementeerd: de fysiek krachtige en moreel fitte Jood.

Afbeeldingsresultaat voor muscular judaism the jewish body and the politics of regeneration
Nordau

Zulks in het bijzonder als antwoord op de voortdurend verslechterende levensomstandigheden van Joden in Bessarabië, Roemenië en Rusland. In diens optiek moest het zionisme de Jood opwekken tot nieuw leven, de Joodse idealen verjeugdigen en geassimileerden terugvoeren tot enige vorm van een Joodse levensstijl. 

De oproep tot een Muskel Judenthum kan dus worden opgevat als een oproep tot spirituele en fysieke vernieuwing of modernisering. Kunstenaar Lilien, was een van vroege zionistische illustratoren. In diens afbeeldingen komen fysiek fitte, bebaarde Joodse mannen voortdurend terug. Dit appelleert aan de klassieke Griekse mannen, de hoplieten of speerdragers.

Hoplieten

In de afbeeldingen van Lilien symboliseren Hellenistisch ogende Joodse mannen de regeneratie van het lichaam van de individuele Jood en de formatie van een nationale Joodse staat. En daarmee de verplaatsing van hun fysieke en maatschappelijke vruchtbaarheid naar Eretz Jisro’eil. 

De eerste Joden die zich gedurende de negentiende eeuw in het kader van het zionisme in het Heilige Land vestigden, transformeerden het van goeddeels dorre woestenij tot een technologisch, politiek en agrarisch hoogwaardige moderne nationale staat.

De auteur beschrijft op solide wijze de negentiende eeuwse en vroeg twintigste eeuwse ideologieën onder Joden en niet-Joden. Presner beschrijft uitvoerig de politieke wijzen waarop sportbeoefening kan worden ingezet ten behoeve van staatsvorming. 

Een gezond lichaam in een gezonde (nationale) staat gold als een medicijn om de maatschappelijke noden van Joden in Europa en elders te kunnen helen.


T.S. Pressner, Muscular Judaism: The Jewish Body and the Politics of Regeneration (London en New York 2007). 

zondag 12 november 2017

Kippensoep op Sjabbes


Door: Rabbijn Simon Bornstein

Kippensoep
Ieder Joods huisgezin dat naast een melkkeuken, beschikt over een vleeskeuken, verheugt zich op de vrijdagavond, het wekelijkse hoogtepunt van de week waarop wij op de ingaande rustdag de scheppingsdagen vieren. Op vrijdagavond eten wij conform onze mienhogiem, gewoonterecht, altijd kippensoep.


Kippensoep wordt gemaakt door de Joodse huismoeders die in een grote pan water een complete kip koken, totdat het kippenvlees van de beenderen valt. Het water waarin de soep wordt bereid krijgt daardoor een sterke smaak. 


Kip wordt na het koken uit de pan verwijderd en op het aanrecht zorgvuldig van de beenderen ontdaan. Het vlees wordt uit elkaar geplukt en gaat vervolgens terug in de pan. De soep wordt verder op smaak gebracht door er wortelen, ui, prei en knoflook aan toe te voegen. 



In Nederland hebben Joodse vrouwen de traditie om een goudgele kippensoep te serveren waarin safraan werd meegekookt. Deze traditie is afkomstig van de Joodse gemeenschappen in Spanje, Portugal en Marokko. Safraan is een uiterst kostbare specerij die bestaat uit handmatig geplukte meeldraden van krokussen die bloeien op de hoogst gelegen bergweiden.


Afbeeldingsresultaat
Safraan


Maimonides beschrijft in zijn godsdienstige codex reeds in de elfde eeuw de traditie van het eten van kippensoep op vrijdagavond. Joden eten de kippensoep niet als hoofdgerecht, maar eerder als voorgerecht tijdens het vrijdagavonddiner dat bij voorkeur uit meerdere gangen bestaat. 



Omdat Maimonides geneesheer was van de Marokkaanse Sultan en kippensoep goed is tegen griep en verkoudheden, wordt kippensoep aangeduid als Joodse penicilline.


Vleeshal
De bouwplannen voor de Israëlitische Vleeshal die op 22 april 1929 aan de Nieuwe Amstelstraat in Amsterdam werd geopend, waren door de Joodse architect Harry Elte op papier gesteld. De Vleeshal was gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School en stond direct naast de Grote Sjoel.

Afbeeldingsresultaat voor vleeshal amsterdam

De voorloper werd voor het eerst in de Joodse pers genoemd op 14 juni 1872. Het Nieuw Israëlitisch Weekblad wist te melden, dat de bouw was gegund aan bouwondernemer W. de Waal die het project uitvoerde tegen dfl. 30.253,82.

Een vleeshal is feitelijk een bedrijfsverzamelgebouw waar kleine, particuliere slachters hun vleeshouwers-nering konden uitoefenen. De slachter kocht op de veemarkt buiten Amsterdam of direct bij een veehouder dieren in voor de koosjere slacht. Daarbij kon het gaan om runderen, kalveren, schapen, geiten, ganzen, fazanten, duiven, patrijzen of hoenders.

Abattoir
De dieren werden door de individuele slachter ritueel geslacht in het abattoir in Amsterdam-Oost. Daar werden de dieren vaak per hoef of per spoor aangeleverd. Iedere slager diende een eigen slachtvergunning bij de Gemeente Amsterdam aan te vragen, sommige vielen onder de collectieve vergunning die de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge had aangevraagd voor haar eigen slachters.

Afbeeldingsresultaat voor israelitische vleeshal amsterdam

Bank huren
Joodse slagers en poeliers verkochten dagelijks hun vlees in de Israëlitische Vleeschhal direct aan particulieren en leverden vandaar aan Joodse slagerijen in de stad en andere bedrijven. De Israëlitische Vleeschhal kende een grote toeloop van niet-Joods publiek, dat zich daar verzekerd wist van een strikte naleving van de overheidsregels ten aanzien van publieke hygiëne, dit in combinatie met de strenge Joods-religieuze regelgeving.

Slagers en poeliers ‘huurden een bank’ in de Israëlitische Vleeschhal van het bestuur van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge. Een bank is een stenen tafel van circa twee meter in lengte met een hardstenen blad waarop het verse vlees ter verkoop werd aangeboden. De verkopende slagers en poeliers leefden van hun dagloon.

Afbeeldingsresultaat voor israelitische vleeshal amsterdam
Ontwerp ingangspartij Israëlitische Vleeshal in Amsterdam

Zij dienden naast de huur van de bank ook te beschikken over een bewijs van toelating als sjaucheit (ritueel slachter) dat werd afgegeven door de ressortale opperrabbijn, nadat deze de slager of poelier een godsdienstig examen had afgenomen om diens kennis en praktische vaardigheden als slager of poelier te toetsen. Voor deze examens ontving het rabbinaat leges.

Niet iedere slager huurde een bank in de hal. Er waren slagers die vlees direct aan particulieren verkochten in de deur-tot-deur verkoop, zij gingen evenals koosjere melkboeren langs de deuren met hun producten. Anderen hadden de beschikking over eigen winkelruimte.

Afbeeldingsresultaat voor israelitische vleeshal amsterdam

Hechsjer
Wanneer het rabbinaat vervolgens ook nog eens een hechsjer of keurmerk aan de door haar vertrouwde slagers en poeliers verstrekte, dan werd daarvoor ook een fors bedrag aan het rabbinaat betaald. In een dergelijke slagerij hangt doorgaans een door een particuliere rabbijn of rabbinaat van een kehille afgegeven gedagtekende verklaring waarop wordt vermeld dat er rabbinaal toezicht wordt uitgeoefend gedurende een afgebakende tijdspanne.

Immers, een slager moet een rabbinale toezichthouder dagelijks in de zelfstandige winkel te werk stellen en diens salaris bekostigen, of het rabbinaat toestemming geven steekproefsgewijs het kasjroet – de naleving van de godsdienstige regels – te controleren om aan het winkelende publiek de koosjer-status te kunnen waarborgen.


In de hallochische literatuur wordt gevogelte aan geduid met het woord עופות – Ngofaus. Volgens onze geleerden wordt gevogelte geschapen uit water dat vermengt is met zand. Daardoor wordt gevogelte door de rabbijnen geclassificeerd in een categorie tussen de vissen die uit water worden geschapen[1] en  בהמות - groot- en kleinvee de volgens de hallochisten worden geschapen uit aarde. 


Gevogelte wordt in de Talmoed ingedeeld in diverse categorieën. In de eerste plaats tussen rein en onrein. Er zijn slechts negenentwintig vogelsoorten die als onrein worden genoemd, het aantal reine vogelsoorten is talloos.[2]



Het vlees van gevogelte is volgens de rabbijnen minder prestigieus als het vlees van zoogdieren. Gevogelte geldt als delicatesse voor welgestelden, omdat de minder kapitaalkrachtigen zelden koosjer gevogelte consumeren. 


Hollandse Blauwe

Sedert de zestiende eeuw nam de Joodse gemeenschap in Amsterdam en andere Noord-Hollandse plaatsen voortdurend toe. Daardoor groeide de vraag naar de levering van hoenders ten behoeve van de Joodse consumptie eveneens gestaag.
Noord-Hollandse boeren, in het bijzonder die in de Beemster en in het Waterland, een regio benoorden Amsterdam, legden zich toe op de kweek van hoenders voor de Joodse markt. 


Vanuit de oer-Hollandse kippenrassen kweekten zij in de loop van de tijd een speciaal ras. De Hollandse Blauwe, een zware vleeskip, maar ook een uitstekende leghen. Een zogeheten dubbeldoelras. De Hollandse Blauwe levert prachtig wit vlees met een fijne textuur.
Afbeeldingsresultaat voor noord hollandse blauwe

De Hollandse Blauwe dankt haar naam aan haar uiterlijk, een blauw of blauw-grijs verenpak. De hennen hebben een uitstekende herfstleg en winterleg. Zij produceren groot formaat lichtbruine eieren. De voeding van deze hoendersoort is schraal. Wanneer zij te vet worden, leggen zij minder eieren. 


De Hollandse Blauwe is een rustige hoendersoort. Een lage erfafscheiding is voldoende om ze op het terrein te houden, waar zij zeer geschikt zijn als scharrelhoenders. 
De Hollandse Blauwe is slechts erkend in een kleurslag. Koekoek. Het verenpak van de hennen is donkerder dan dat van de hanen. De hennen hebben een keer de koekoekfactor en de hanen twee maal. De kam is enkel en staat rechtop. De kippenkop is evenals de oren en de kam rood en de poten zijn wit.[3]
De Hollandse Blauwe is de enige hoendersoort van Nederlandse origine. Door de Tweede Wereldoorlog en massamoord op de Nederlandse Joden is de pluimveemarkt in Waterland 
en de daaraan verbonden vraag naar hoendervlees definitief ingestort.  


De Holocaust resulteerde daarmee regelrecht in het vrijwel verloren gaan van een Hollands-Joodse agrarische traditie. De Noord-Hollandse Blauwe behoort toegevoegd te worden aan de lijst levend historisch erfgoed.



De laatste grote fokkerij van deze zware mestkip sloot in 1977 haar deuren. Het voortbestaan van deze hoendersoort wordt sedert de tachtiger jaren van de twintigste eeuw gewaarborgd door de Assendelfter en Noord-Hollandse Blauwe Club en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. 






[1] Babylonische Talmoed, Tractaat Choelien, 27B
[2] Babylonische Talmoed, Tractaat Choelien, 63A-B
[3] http://szh.nl/hoenders/noordhollandse-blauwe-of-noord-hollandse-hoenders/ en
http://www.aviculture-europe.nl/nummers/13N02A06.pdf en http://zeldzamerassen.nl en https://www.fondazioneslowfood.com/en/ark-of-taste-slow-food/north-holland-blue-fowl/
Geraadpleegd op 08 november 2017 

vrijdag 10 november 2017

Chojei Soro; parsje van de week

Door: Rabbijn Simon Bornstein
 

In de parsje van deze week lezen we in de Tauro Bereisjies 23:01 – 25:18. In dit deel van Genesis wordt kort ingegaan op het leven Soro iemenoe, onze aartsmoeder Sara. Deze grote moeder van het Joodse volk. Zij is de echtgenote van Awrohom en de moeder van Jitschok.

Offerbereidheid

Awrohom geeft in onze parsje gehoor aan de wens van de Eeuwige om zijn gehoorzaamheid en rotsvaste geloof in de Schepper tot uitdrukking te brengen. Dit doet hij door zich vanuit de zuidelijk stad Beer Sjeva naar de berg Moria te reizen. Har Moria is de huidige Tempelberg in Jeroesjolojiem. Op die plaats, die door onze geleerden wordt aangeduid als de navel van de wereld, wilde Awrohom diens zoon Jitschok offeren op een altaar. Dit wordt voorkomen met een wonder, immers Awrohom neemt een ram waar die met zijn hoorns in de struiken verward vast zit. 

Dit dier wordt in de plaats van Jitschok geofferd door Awrohom.Na verrichting van deze religieuze daad, begeven vader en zoon zich terug naar Beer Sheva om het blijde nieuws aan moeder Soro mede te delen. Wanneer echter Awrohom en zijn gevolg aankomen, blijkt dat Soro en het gehele huishouden de tenten hadden opgebroken en met de kuddes waren vertrokken naar de grazige hoogvlakten rond de stad Chevron.

Chevron
De plaatsnaam Chevron
חֶבְרוֹן is te herleiden tot de stamvorm van het woord Chawer, Hebreeuws voor vriend. Het Nederlands-Jiddische woord gabber is afgeleid van het Hebreeuwse woord. De stamvorm Chieboer betekent 'zich (met elkaar) innig verbinden'. Wie heeft zich innig verbonden met wie of wat kan men zich afvragen. 

Het gaat hier om de verbinding van Awrohom met zijn Schepper. Awrohom wordt De Vriend genoemd, de vriend van God met wie hij zich meest innig en oprecht verbonden wist. Awrohom en Jitschok vertrekken vanuit Beer Sjeva naar Chevron. De Stad van de Vriend, dit Hebraïsme is in het Arabisch letterlijk overgenomen in de loop der eeuwen. Arabieren noemen de stad – de Vriend: لْخَلِيل‎‎ Al Chaliel.

 Hebron is located in the Palestinian territories

Vestiging in een woonplaats 
Na aankomst in Chevron verneemt Awrohom dat zijn echtgenote ginds overleden was. Wajiehoe chojei Soro meio sjono wengesriem sjono wesjewang sjoniem, snjei chojei Soro: vertaling: En Soro bereikte de leeftijd van honderdenzevenentwintg jaren, dit waren de jaren van het leven van Soro (Bereisjies 23:01). Zij overleed te Kirjas Arbang, dat is Chevron. Daar beweende en beklaagde Awrohom zijn geliefde partner tussen de zonen van Cheith in het land Kenongan.

Volgend op zijn rouwbeklag, wendde Awrohom zich tot de inwoners van de landstreek, de zonen van Cheith. Hij stelde 'vreemdeling en ingezetene ben ik in uw midden, verschaf mij een begraafplaats bij u zodat ik mijn overledene ten grave dragen kan.' (Bereisjies 23:04-06). De zonen van Cheith stelden dat zij zelfs hun eigen graf niet zouden weigeren aan Awrohom, die door hen een vorst van de Eeuwige werd genoemd. 

Na de verkregen permissie verlangde Awrohom een specifieke plaats, de spelonk van Machpelo aan het einde van het veld van Efraun zoon van Tsauchor. 'Laat hij mij die geven voor het volle pond, als een eigen begraafplaats.' 


Mangoras HeMachpelo in Chevron

Hieruit leren wij dat wanneer Joden zich in een nieuwe woonplaats vestigen, zij prioriteiten stellen. De verwerving van een begraafplaats in eigendom voor hun overledenen heeft de hoogste prioriteit bij de opbouw van de infrastructuur van een kehille – gemeenschap. 

De aanleg van een dodenakker drukt de verbondenheid van de lokale Joodse gemeenschap met de stad en het land van inwoning tot uitdrukking. Het is een ankerplaats waar nabestaanden het voorgeslacht kunnen eren, waarnaar we kunnen pelgrimeren. 

Het is een oord waar wij ons verbonden kunnen weten met generaties en hun regio van inwoning.
De begraafplaats in de spelonk van Machpelo symboliseert voorts de eerste transactie waarbij Joden land in eigendom verwerven in Eretz Jisro'eil. De Tauro zelf is daarvan de 'kassabon', het oudste eigendomsbewijs waarmee wij als Joods volk aan kunnen tonen dat het Heilige Land ons rechtens toebehoort.

Mantelzorg-dag 
Met de aanleg van een dodenakker vervullen wij een deel van de hoogste godsdienstige deugden, waartoe de zorg voor zieken, zieltogenden en overledenen behoort. Sommigen van ons zijn belast met de zorg voor zieke naasten, in het eigen gezin of andere mensen in onze nabije omgeving. Deze verzorgers zetten zich vaak volstrekt belangeloos voor hun naaste en onze samenleving in. Deze mensen noemen we tegenwoordig vaak mantelzorgers.


http://www.fnvvoorzorg.nl/albums/11-plekkentour-door-friesland-om-de-zorg-te-redden/slideshow/38f97a8feca748828ea4b4d06baa1102/1eKamer_140707_03.jpg

Deze sjabbes staan we kort stil bij de landelijke Dag van de Mantelzorg. 
http://www.dag-van-de-mantelzorg.nl/

Wellicht was Soro iemennoe een van de eerste mantelzorgsters van het Joodse volk, zeker op dit gebied een groot voorbeeld. Evenals Soro, weten Joodse moeders of mantelzorgers m/v van oudsher wat het betekent om zieken, gasten, gezinsleden te verzorgen. Hen hun warmste aandacht te schenken. Zoals ook Soro zorgde voor de gasten en zieken in de tenten van Awrohom.


Er zijn in Nederland ruim 3,7 miljoen mensen die de zorg hebben voor hun zieke of bejaarde geliefden. Wij schenken deze onmisbare vrijwillige hulpkrachten onze warme positieve aandacht. Op ruim 200 plaatsen in het land worden mantelzorgers samengebracht en terecht in het zonnetje gezet. Ook in onze Alkmaarse sjoel hebben we diverse mantelzorgers. En op deze plek spreken we onze enorme waardering uit voor hun onvervangbare vaak stille inzet! Hulde!

Sjabbat Sjalom!

#BIJEENKOMST "#SOLIDAIR MET# ISRAËL"

Door: #Rabbijn #Simon #Bornstein ® Na de verschrikkelijke aanval op Israël hebben Joodse organisaties in Nederland, waaronder de Joodse Ge...