zondag 12 november 2017

Kippensoep op Sjabbes


Door: Rabbijn Simon Bornstein

Kippensoep
Ieder Joods huisgezin dat naast een melkkeuken, beschikt over een vleeskeuken, verheugt zich op de vrijdagavond, het wekelijkse hoogtepunt van de week waarop wij op de ingaande rustdag de scheppingsdagen vieren. Op vrijdagavond eten wij conform onze mienhogiem, gewoonterecht, altijd kippensoep.


Kippensoep wordt gemaakt door de Joodse huismoeders die in een grote pan water een complete kip koken, totdat het kippenvlees van de beenderen valt. Het water waarin de soep wordt bereid krijgt daardoor een sterke smaak. 


Kip wordt na het koken uit de pan verwijderd en op het aanrecht zorgvuldig van de beenderen ontdaan. Het vlees wordt uit elkaar geplukt en gaat vervolgens terug in de pan. De soep wordt verder op smaak gebracht door er wortelen, ui, prei en knoflook aan toe te voegen. 



In Nederland hebben Joodse vrouwen de traditie om een goudgele kippensoep te serveren waarin safraan werd meegekookt. Deze traditie is afkomstig van de Joodse gemeenschappen in Spanje, Portugal en Marokko. Safraan is een uiterst kostbare specerij die bestaat uit handmatig geplukte meeldraden van krokussen die bloeien op de hoogst gelegen bergweiden.


Afbeeldingsresultaat
Safraan


Maimonides beschrijft in zijn godsdienstige codex reeds in de elfde eeuw de traditie van het eten van kippensoep op vrijdagavond. Joden eten de kippensoep niet als hoofdgerecht, maar eerder als voorgerecht tijdens het vrijdagavonddiner dat bij voorkeur uit meerdere gangen bestaat. 



Omdat Maimonides geneesheer was van de Marokkaanse Sultan en kippensoep goed is tegen griep en verkoudheden, wordt kippensoep aangeduid als Joodse penicilline.


Vleeshal
De bouwplannen voor de Israëlitische Vleeshal die op 22 april 1929 aan de Nieuwe Amstelstraat in Amsterdam werd geopend, waren door de Joodse architect Harry Elte op papier gesteld. De Vleeshal was gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School en stond direct naast de Grote Sjoel.

Afbeeldingsresultaat voor vleeshal amsterdam

De voorloper werd voor het eerst in de Joodse pers genoemd op 14 juni 1872. Het Nieuw Israëlitisch Weekblad wist te melden, dat de bouw was gegund aan bouwondernemer W. de Waal die het project uitvoerde tegen dfl. 30.253,82.

Een vleeshal is feitelijk een bedrijfsverzamelgebouw waar kleine, particuliere slachters hun vleeshouwers-nering konden uitoefenen. De slachter kocht op de veemarkt buiten Amsterdam of direct bij een veehouder dieren in voor de koosjere slacht. Daarbij kon het gaan om runderen, kalveren, schapen, geiten, ganzen, fazanten, duiven, patrijzen of hoenders.

Abattoir
De dieren werden door de individuele slachter ritueel geslacht in het abattoir in Amsterdam-Oost. Daar werden de dieren vaak per hoef of per spoor aangeleverd. Iedere slager diende een eigen slachtvergunning bij de Gemeente Amsterdam aan te vragen, sommige vielen onder de collectieve vergunning die de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge had aangevraagd voor haar eigen slachters.

Afbeeldingsresultaat voor israelitische vleeshal amsterdam

Bank huren
Joodse slagers en poeliers verkochten dagelijks hun vlees in de Israëlitische Vleeschhal direct aan particulieren en leverden vandaar aan Joodse slagerijen in de stad en andere bedrijven. De Israëlitische Vleeschhal kende een grote toeloop van niet-Joods publiek, dat zich daar verzekerd wist van een strikte naleving van de overheidsregels ten aanzien van publieke hygiëne, dit in combinatie met de strenge Joods-religieuze regelgeving.

Slagers en poeliers ‘huurden een bank’ in de Israëlitische Vleeschhal van het bestuur van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge. Een bank is een stenen tafel van circa twee meter in lengte met een hardstenen blad waarop het verse vlees ter verkoop werd aangeboden. De verkopende slagers en poeliers leefden van hun dagloon.

Afbeeldingsresultaat voor israelitische vleeshal amsterdam
Ontwerp ingangspartij Israëlitische Vleeshal in Amsterdam

Zij dienden naast de huur van de bank ook te beschikken over een bewijs van toelating als sjaucheit (ritueel slachter) dat werd afgegeven door de ressortale opperrabbijn, nadat deze de slager of poelier een godsdienstig examen had afgenomen om diens kennis en praktische vaardigheden als slager of poelier te toetsen. Voor deze examens ontving het rabbinaat leges.

Niet iedere slager huurde een bank in de hal. Er waren slagers die vlees direct aan particulieren verkochten in de deur-tot-deur verkoop, zij gingen evenals koosjere melkboeren langs de deuren met hun producten. Anderen hadden de beschikking over eigen winkelruimte.

Afbeeldingsresultaat voor israelitische vleeshal amsterdam

Hechsjer
Wanneer het rabbinaat vervolgens ook nog eens een hechsjer of keurmerk aan de door haar vertrouwde slagers en poeliers verstrekte, dan werd daarvoor ook een fors bedrag aan het rabbinaat betaald. In een dergelijke slagerij hangt doorgaans een door een particuliere rabbijn of rabbinaat van een kehille afgegeven gedagtekende verklaring waarop wordt vermeld dat er rabbinaal toezicht wordt uitgeoefend gedurende een afgebakende tijdspanne.

Immers, een slager moet een rabbinale toezichthouder dagelijks in de zelfstandige winkel te werk stellen en diens salaris bekostigen, of het rabbinaat toestemming geven steekproefsgewijs het kasjroet – de naleving van de godsdienstige regels – te controleren om aan het winkelende publiek de koosjer-status te kunnen waarborgen.


In de hallochische literatuur wordt gevogelte aan geduid met het woord עופות – Ngofaus. Volgens onze geleerden wordt gevogelte geschapen uit water dat vermengt is met zand. Daardoor wordt gevogelte door de rabbijnen geclassificeerd in een categorie tussen de vissen die uit water worden geschapen[1] en  בהמות - groot- en kleinvee de volgens de hallochisten worden geschapen uit aarde. 


Gevogelte wordt in de Talmoed ingedeeld in diverse categorieën. In de eerste plaats tussen rein en onrein. Er zijn slechts negenentwintig vogelsoorten die als onrein worden genoemd, het aantal reine vogelsoorten is talloos.[2]



Het vlees van gevogelte is volgens de rabbijnen minder prestigieus als het vlees van zoogdieren. Gevogelte geldt als delicatesse voor welgestelden, omdat de minder kapitaalkrachtigen zelden koosjer gevogelte consumeren. 


Hollandse Blauwe

Sedert de zestiende eeuw nam de Joodse gemeenschap in Amsterdam en andere Noord-Hollandse plaatsen voortdurend toe. Daardoor groeide de vraag naar de levering van hoenders ten behoeve van de Joodse consumptie eveneens gestaag.
Noord-Hollandse boeren, in het bijzonder die in de Beemster en in het Waterland, een regio benoorden Amsterdam, legden zich toe op de kweek van hoenders voor de Joodse markt. 


Vanuit de oer-Hollandse kippenrassen kweekten zij in de loop van de tijd een speciaal ras. De Hollandse Blauwe, een zware vleeskip, maar ook een uitstekende leghen. Een zogeheten dubbeldoelras. De Hollandse Blauwe levert prachtig wit vlees met een fijne textuur.
Afbeeldingsresultaat voor noord hollandse blauwe

De Hollandse Blauwe dankt haar naam aan haar uiterlijk, een blauw of blauw-grijs verenpak. De hennen hebben een uitstekende herfstleg en winterleg. Zij produceren groot formaat lichtbruine eieren. De voeding van deze hoendersoort is schraal. Wanneer zij te vet worden, leggen zij minder eieren. 


De Hollandse Blauwe is een rustige hoendersoort. Een lage erfafscheiding is voldoende om ze op het terrein te houden, waar zij zeer geschikt zijn als scharrelhoenders. 
De Hollandse Blauwe is slechts erkend in een kleurslag. Koekoek. Het verenpak van de hennen is donkerder dan dat van de hanen. De hennen hebben een keer de koekoekfactor en de hanen twee maal. De kam is enkel en staat rechtop. De kippenkop is evenals de oren en de kam rood en de poten zijn wit.[3]
De Hollandse Blauwe is de enige hoendersoort van Nederlandse origine. Door de Tweede Wereldoorlog en massamoord op de Nederlandse Joden is de pluimveemarkt in Waterland 
en de daaraan verbonden vraag naar hoendervlees definitief ingestort.  


De Holocaust resulteerde daarmee regelrecht in het vrijwel verloren gaan van een Hollands-Joodse agrarische traditie. De Noord-Hollandse Blauwe behoort toegevoegd te worden aan de lijst levend historisch erfgoed.



De laatste grote fokkerij van deze zware mestkip sloot in 1977 haar deuren. Het voortbestaan van deze hoendersoort wordt sedert de tachtiger jaren van de twintigste eeuw gewaarborgd door de Assendelfter en Noord-Hollandse Blauwe Club en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. 






[1] Babylonische Talmoed, Tractaat Choelien, 27B
[2] Babylonische Talmoed, Tractaat Choelien, 63A-B
[3] http://szh.nl/hoenders/noordhollandse-blauwe-of-noord-hollandse-hoenders/ en
http://www.aviculture-europe.nl/nummers/13N02A06.pdf en http://zeldzamerassen.nl en https://www.fondazioneslowfood.com/en/ark-of-taste-slow-food/north-holland-blue-fowl/
Geraadpleegd op 08 november 2017 

#BIJEENKOMST "#SOLIDAIR MET# ISRAËL"

Door: #Rabbijn #Simon #Bornstein ® Na de verschrikkelijke aanval op Israël hebben Joodse organisaties in Nederland, waaronder de Joodse Ge...