Door: Rabbijn Simon Bornstein
Gedurende een recente voordracht
en rondetafelgesprek met professor dr. Fokko Oldenhuis, hoogleraar Religie en
Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen werd ingegaan op een reeks stellingen
omtrent religie in de publieke ruimte. Een
manifestatie van religie in het publieke domein is bijvoorbeeld dat een christelijke boer op zijn
pannendak een tekst van knal rode dakpannen laat leggen met de tekst ‘profeet redt’.
De welstandscommissie van de
betreffende Zeeuwse burgerlijke gemeente nam hieraan aanstoot en verordonneerde
dat de tekst verwijderd moest worden. In beroep werd de agrariër evenwel toegestaan
deze tekst in zwarte in plaats van rode dakpannen op het dak van zijn boerderij te voeren. Een minder opvallende kleurstelling die volgens
de welstandscommissie beter paste bij de historiciteit van het pand en tegelijk
recht deed aan de wensen van de agrariër.
Aan de hand van een lichtbeeld
presentatie ging de professor in op wijzen waarop religie als fenomeen zich in
de openbare ruimte kan manifesteren. In
een daarop volgende ronde-tafel discussie met het publiek dat bestond uit
theologen, kerkelijke werkers en ambtenaren werd de discussie aangegaan.
Daarbij werden de grenzen en mogelijkheden om religie in het publieke domein te
manifesteren verkend.
Religie moet in het publieke
domein positief worden gewaardeerd stelde de hoogleraar. Het geeft religieuze
burgers een extra dimensie aan het leven. Religie kan een motivatie vormen om
een constructieve maatschappelijke bijdrage te willen leveren.
Volgens sommige discussanten
heeft het fenomeen religie, ongeacht van welke groepering, louter ellende
veroorzaakt in de samenleving. Zij stelden dat de overheid er voor moet waken,
dat religie achter de voordeur blijft, dus geen deel uit zal maken van het
publieke domein.
Een ander meldde het goed te
vinden dat de overheid in gesprek treedt met synagogen en moskeeën op grond van
de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Sociale onderwerpen zoals de
bed-bad-brood voorzieningen, de voedselbank, etc. worden veelal in stand
gehouden en geïnitieerd door religieus gemotiveerden die daarmee een bijdrage
leveren aan het algemeen maatschappelijk welzijn.
Gespreksdeelnemers waren het daar
mee niet in alle gevallen eens. Er werd gesteld dat ieder gesprek dat de
overheid voert met godsdienstige organisaties over sociale onderwerpen, in
strijd zou kunnen zijn met het grondwettelijk beginsel van de scheiding van
kerk en staat.
De scheiding van kerk en staat
impliceert, dat de overheid zich ten principale nooit mag bemoeien met de
inhoud en prediking in moskee of synagoge. Evenmin kan de overheid verwachten
of opleggen dat een kerkgenootschap een gebed voor de overheid uitspreekt. In
synagogen wordt bij de inhuldiging van een nieuwe monarch, evenals bij andere Koninklijke
hoogtepunten een speciaal gecomponeerd gebed uitgesproken. Iedere zaterdag een
gebed uitgesproken voor het welzijn en de wijsheid van onze geliefde monarch.
Een geponeerde stelling, dat de
overheid anno 2017 eisen kan stellen aan kerken en moskeeën: dat Salafistische moskeeën
mogen worden ‘aangepakt’ riep bij sommige deelnemers heftige reacties op. Een
ambtenaar met een duidelijk islamitische geloofsovertuiging stelde dat zij het
gevoel en de indruk heeft, dat uitingen van religie in Nederland door de
overheid worden gedempt en dat moslims in het bijzonder worden geacht zichzelf
in te laten dimmen. Dit vermoeden werd door soortgelijke gevoelens ervaringen van
anderen in de zaal bevestigd.
De circa vijftig deelnemers aan
het debat gingen na een fijne warme maaltijd en uitstekend geïnformeerd omtrent
de grenzen, onmogelijkheden en mogelijkheden tot manifestatie van godsdienst in
het publieke domein huiswaarts.