maandag 22 april 2019

Hallél wordt tijdens Chaul Hemaungeid Pessach gezegd. Waar komt deze traditie vandaan?


Door: Rabbijn Simon Bornstein®

Hallélحَلاَلْ - het Lofgebed wordt op de eerste twee Jontef dagen van Pessach gezegd. Zowel in sjoel, als tijdens de Seider aan tafel. De tekst lezen en zingen we dan vanuit de Hagode.



Echter ook tijdens de dagen van Chaul Hemaungeid wordt Hallél gezegd. Chaul Hemaungeid zijn de tussendagen tussen de eerste twee dagen van de acht dagen gedurende welke we Pessach vieren en de laatste twee volle dagen Jontef.

Op Jontef zeggen we het zogeheten volle Hallél Sholeim. De volle versie van Hallel zeggen we met een brooche.

Tijdens de dagen van Chaul Hemaungeid en de laatste twee dagen van Pessach zeggen we echter geen vol Hallél. We laten dan twee paragraafjes van de volle tekst weg, namelijk die beginnen met Welonoe en Ahavtie. Gedurende Chaul Hemaungeid zeggen we dus een korte versie van Hallél.

De Talmoed en de rabbinale geleerden onderwijzen, dat de Tehieliem honderendertien-honderdenachttien worden beschouwd als één doorlopende tekst. Deze Tehieliem worden samen het Egyptische Hallél genoemd. 

Het Hallél wordt gezegd gedurende de Seideravond wanneer men met het gezin aan tafel gezeten is. Daar is het evenals in de dagen van de Eerste Tempel deel van de familiaire huiselijke eredienst ter gelegenheid van Pessach.

Hallél wordt gezegd op de eerste avond van Pessach, het feest van het Ongerezen Brood: Chag Hematsaus. Verder op de twee andere Regoliem – pelgrimsfeesten: Soekes en Sjewoengaus.

Bij Joodse gemeenschappen in de Goloes verdubbelen de jontofien zich, er worden een nacht en twee dagen toegevoegd (Babylonische Talmoed Tangenies 28B). Al te samen wordt gedurende het Joodse jaar op éénentwintig dagen Hallél gezegd, waarbij de avonden niet zijn opgeteld.

Het korte Hallél wordt volgens de Babylonische Talmoed Tractaat Berochaus 14A gezegd op dagen waarop de recitatie een wat minder heilige status heeft.

Dit betreffen de dagen die volgen na de eerste dag jontef (toepasselijk in Eretz Jisroéil) of de eerste twee dagen jontef (toepasselijk in de Goloes). Alle dagen waarop de nieuwe maan valt: Rosjei Chodesj, met uitzondering van Rausj Chaudesj van de maand Tisjrie.

Am Jisroéil verliet Eretz Mitsrajiem op de veertiende dag van de Hebreeuwse maand Niesan. Deze datum werd later ingesteld als de eerste dag van Pessach. Het volk kwam op de zevende dag van Pessach aan bij de Rietzee. Daar werden zij nagejaagd door de bereden troepen van de Par'o. Die krijgsmacht had volgens de ons overgeleverde traditie de opdracht om de Joden uit te wissen.

Benauwd tussen de zee en de strijdwagens van het Faraonische leger, hieven de kinderen Israëls hun harten op, gericht op de hogere sferen waar de Eeuwige verwacht wordt. 

Zij riepen hun Schepper aan en op wonderlijke wijze spleet de zee uiteen en de Jidden trokken over de droge zeebodem door de kloof in het water naar de overzijde.

Nadat de laatsten de overzijde van de Rietzee haalden, betraden de laatste Faraonische strijdwagens de droge zeebodem in hun drang Am Jisroéil te bereiken.

Het feit dat deze krijgsmacht de Jidden zonder enige twijfel volgde door de gespleten zee is als zodanig zeer opmerkelijk. Waar haalden de Egyptische strijders hun vertrouwen vandaan?

Hun focus op de vervulling van de Faraonische dienstorder was rotsvast. Deze vasthoudendheid werd de strijdkrachten volgens de overlevering evenwel fataal toen de watermassa’s zich boven hen sloten en alle betrokkenen omkwamen in de Rietzee.

Het Joodse volk keek toe vanaf de oever van de Rietzee hoe deze ramp zich over de krijgsmacht van de Farao voltrok. Bij het zien van deze wonderlijke redding van de achtervolgers, barstten de Jidden uit in een lofzang. Zij prezen de naam van Hashem, zoals gesteld in Bemiedbar 15:01.

De Miedresj legt uit dat de Melochiem – engelen – dit schouwspel van hoog boven waarnamen en eveneens een lofzang wilden inzetten om de naam van de Schepper te verheffen. 

Volgens deze vertelling vermaande Hashem de Melochiem door hen te vragen: ‘willen jullie feestelijk zingen, terwijl mijn schepselen de verdrinkingsdood sterven?’

Hieruit leren wij dat de vreugde om de redding enigszins getemperd behoort te worden, vanwege het leedwezen dat wij behoren te voelen voor de vernietiging van een vijand. Zoals gesteld in het Seifer Misjlei – Spreuken van koning Salomon, 24:17: ‘Verheug je niet over de val van je vijand.’

Om deze redenen spreken wij het korte Hallél uit op de zevende dag van Pesach. Onze vreugde over de Bevrijding uit het Land der Verdrukking is niet volledig, maar hangt volgens de traditie samen met het verlies aan mensenlevens. En over dat laatst genoemde verheugen wij ons nimmer.

Omdat het Hallél niet volledig wordt uitgesproken op de laatste dag van Jontef Pessach, spreken we gedurende de tussendagen van het Paasfeest ook het korte Hallél uit. Hierdoor wordt de godsdienstige importantie van de laatste twee dagen jontef niet tekort gedaan.

De vraag waarom God de Joden niet weerhield van het aanheffen van een lofzang, zoals bij de Melochiem is legitiem. Om opgemelde redenen zouden wij immers ook op de eerste dag van Jontef Pessach een kort, niet volledig Hallél uit moeten spreken?

Om welke reden spreken we dan het volledig Hallél wel uit op de eerste dag jontef? De Schepper liet de Melochiem niet zingen, omdat zij slechts toeschouwers waren. Zij hadden het mirakel van de Bevrijding niet zelf aan den lijve ondervonden. De Melochiem moesten daarom de Bevrijding en de vernietiging van een vijandelijke strijdmacht terzelfder tijd in overweging nemen en hierom de vreugde dimmen.

De Jidden daarentegen waren ervaringsdeskundigen, zij hadden de uittocht en de Bevrijding zelf ondervonden. Zij hadden de meest vergaande ervaringen onderweg doorgemaakt en hadden de wonderen die God voor hen had verricht zelf waargenomen. De Joodse focus van de vreugde was dus gericht op de Bevrijding en niet op de vernietiging.

De Tauro en de brede Joodse traditie benadrukt onder alle omstandigheden haar kernboodschap omtrent het bestaan van slechts Eén onzichtbare Schepper, en de kern van de Tauro: hou van jezelf zoals van een ander. 

Voor de latere generaties van het Joodse volk kan gesteld worden, dat zij ook slechts toeschouwers van een historische ontwikkeling waren geweest die slechts met een natuurlijke distantie tot de godsdienstige feiten konden staan. 

Om die reden completeren we het zeggen van Hallél op de laatste dag Jontef Pessach niet, evenmin als gedurende de dagen van Chaul Hemaungeid – de tussendagen van Pessach.

De belangrijkste reden waarom wij op de eerste dag Jontef Pessach weldegelijk het complete Hallél reciteren, is gebaseerd op de hallachische verplichting, dat iedere Jehoede zichzelf moet beschouwen als zijnde persoonlijk uit het Land der Verdrukking vertrokken.

De Uittocht is in iedere generatie voor ieder individu vooral een persoonlijke Bevrijding. De grote persoonlijke vreugde van de individuele Israëliet tijdens Pessach omtrent de Uittocht is zo groot, dat zij/ hij de Bevrijding intens kan voelen. Om deze vreugde reciteren wij het volledige Hallél gedurende de eerste Seideravond en de eerste dag Jontef Pessach.

Gaarne wenst de auteur u een koosjere Pessach, een goed Pasen!

#Onderlinghe #Verdraechsaemheydt - #OVER #OECOMENE #& #TOLERANTIE

  #Onderlinghe #Verdraechsaemheydt - #OVER #OECOMENE #& #TOLERANTIE #Onderlinghe #Verdraechsaemheydt #OVER #OECOMENE #& #TOLERANT...