Parsje van de week:
Tetsoveih
Sjemaus: 27:20-30:10
aanvang sjabbes 23 februari 2018: 17.48 uur
einde sjabbes 24 februari 2018: 18.51 uur
Rabbijn Simon Bornstein
Sjemaus: 27:20-30:10
aanvang sjabbes 23 februari 2018: 17.48 uur
einde sjabbes 24 februari 2018: 18.51 uur
Rabbijn Simon Bornstein
----------------------------------------------------------------------------------
Hasjem vertelt
Mausje Rabbeinoe, dat hij van de Bnei Jisro’eil zuivere olijfolie behoort te
ontvangen als offergave om de Menauro in het Misjkon voortdurend brandende te
houden. De lichtjes van de Menauro werden door Ahraun in zijn functie van
hogepriester dagelijks ontstoken. De Menaurolampjes werden brandende gehouden van
de avond tot in de daarop volgende ochtend.
Cauhein Godaul in vol
ornaat
In deze parsje
staan de kledingstukken en gewaden van de cauheiniem - priesters – centraal. Gedurende de diensten
in het heiligdom droegen de priesters een minutieus in de Tauro beschreven
dracht.
Iedere cauhein
droeg een Kesaunes, dat is een wit
linnen gewaad over de volle lengte van het lichaam. Verder droegen zij Michnosojiem
– een witte linnen broek onder het Kesaunes. Op het hoofd droegen zij een Mietsnefes, een witte linnen tulband,
die om het hoofd werd gewikkeld en tot slot droegen zij om hun middel een witte
linnen gordel, Ovnes. Dit was de
standaard dracht der cauheiniem.
De Cauhein
Godaul droeg daarbij ver de Eifoaud een
kledingstuk dat was vervaardigd van blauw, paars en rood geverfde wol. De
Chausjen, een gouden borstplaat afgezet met twaalf kostbare edelstenen die de
twaalf stammen van het Joodse volk symboliseerden. Voors een blauwe wollen jas,
Mengiel welke was afgezet met gouden
granaatappeltjes en gouden belletjes. Tenslotte droeg de Cauhein Godaul de Tsiets, een gouden voorhoofdsplaat
waarin de tekst “Heilig voor Hasjem” was gegraveerd.
Parsje Tetsoveih
omvat verder zeer gedetailleerde instructies van de Schepper omtrent de zeven
dagen durende initiatie van Ahraun en diens vier zonen tot cauhein. Nadov,
Owiehoe, Elazar en Itomer dienden allen als cauhein. De parsje sluit af met een
handleiding voor het vervaardigen van het gouden altaar waarop het Ketaures – reukoffer werd verbrand.
Deze parsje leert ons, dat de Menauro wordt gevuld met virgine olijfolie. Ieder oliereservoir, van ieder licht omvatte cica een halve liter olijfolie, voldoende om de lichten te doen branden gedurende een tijdspanne van de langste nachten van het jaar.
De Midrasj legt uit, dat zolang de priesters
oprecht devoot waren en overeenkomstig handelden, de middelste lamp, de Sjammesj gedurende de gehele nacht en de
ganse daaropvolgende dag bleef branden, hoewel dat licht dezelfde hoeveelheid
olijfolie in het reservoir kreeg toegevoegd als de overige lichten.
De Menauro representeert het licht van de Tauro
en het lernen van Tauro, voor veel mensen geldt dat zij werk als dagbesteding
hebben. Voor hen gaat het op dat zij doorgaans slechts enkele uren in de avond
of nacht beschikbaar hebben om Tauro te lernen.
Zij die godsvruchtig zijn proberen daarnaast
overdag te lernen. Zij vertrouwen erop dat de Schepper hen in hun behoeften zal
helpen voorzien. Om deze reden waren de beide lonten in de twee Menaurolichten
aan beide uiteinden van het candelabrum naar binnen gericht, in de richting van
de centrale sjammesj. Voor hen is de toewijding aan de Tauro en de Joodse
levensweg totaal.
Een Joodse leraar die zijn leerlingen Tauro
onderwijst is als het ware een cauhein. Hij ontsteekt het vlammetje bij de
leerling, het vuur dat de jongeling aanzet tot het vlijtig bestuderen van de
Tauro. In zijn omgang met de scholieren, ouders en medemens in het algemeen
moet de rabbijn symbool staan voor de aangename vriendelijkheid van de Tauro,
zijn handelingen baseren op zuivere intenties.
Daarmee functioneert de rabbijn als een
preventiewerker, die aanzet tot maatschappelijke verbinding, tot persoonlijke
maatschappelijke inzet van de individuele Jehoede en zich richt op het
bestrijden van hulpbehoevendheid en eenzaamheid. Een volk is men samen, evenals
een kehille louter kan bestaan bij de gratie van eensgezindheid, het samen
gericht zijn op de opbouw van een gezamenlijke Joodse toekomst, ook in
Noord-Holland benoorden het Y.
De zes lampen die in de Mikdosj brandden
gedurende de gehele nacht, stonden symbool voor de zes dagen van de werkweek,
wanneer Taurostudie slechts mogelijk is in de avonduren. De zevende lamp
representeert Sjabbes Kaudeisj.
Tijdens sjabbes hebben we de nacht en de dag
geheel tot onze beschikking om ons te wijden aan het leren van Tauro. Alle
wegen van de Tauro zijn ons en Hasjem aangenaam.
Goed Sjabbes!
--------