Door: Rabbijn Simon Bornstein®
De zeer bekende schrijver Abdelkader Benali is de auteur van het werkje Het blauw van de zee en het blauw van de stad. Een reis door Tanger met Benali en Matisse (Amsterdam 2015), 78 pagina’s, ISBN 978 90 295 3895 4.
Het betref een fijn geschreven reisverslag door de Noord-Afrikaanse stad Tanger, gelegen tussen de Straat van Gibraltar, op de noordwestelijke hoek van Afrika tussen de Middellandse zee en de Atlantische Oceaan. Eén van de grote handelshavens van Marokko.
De openingszin van het eerste hoofdstukje is beeldend en kenmerkend voor de schrijfstijl van Benali: ‘de wenkbrauwen van de taxichauffeur vormen de middenberm van zijn gezicht. Boven en beneden lopen strepen als hobbelwegen, pokdalig als Tanger zelf.’ Het gelaat van een werkend mens als landkaart van Tanger.
De auteur is als zomerstudent onderweg met Italiaanse en een Franse medestudent. De schrijver schetst de bouwvallige toestand van sommige wijken van de stad. Hij is in Tanger vanwege een schilderij van de schilder Matisse; Un fenetre á Tanger.
Dit na een gesprek met de uitgever. In het schilderij komen de typisch Marokkaans-blauwe kleuren prominent naar voren in de geschilderde huizen, waar te midden daarvan een kerk wordt afgebeeld.
Wie zich de moeite neemt om het schilderij op internet te traceren, valt het zelfde op: de grote hoeveelheid kobaltblauwe verf rondom een kerkgebouw en een stad gelegen op een rots, uitstekend in de zee, omgeven door een witte omwalling. Matisse heeft meerdere werken in Marokko geschilderd.
In Tanger is tijd evenredig aan afstand: hoe dichterbij iets is, des te langer duurt het om het te bereiken schrijft de auteur. De Franse reisgenoot blijkt een Marokkaans liefje in Parijs te hebben aan wie hij wil kunnen verhalen omtrent zijn reis naar Tanger.
In een tijdsvenster verplaatst de auteur zijn lezer naar een scene uit het leven van Matisse die in 1912 in Tanger verbleef. Een piccolo draagt de bagage van de schilder en zijn gezin een hotel binnen en hij laat zich vertellen dat wanneer de zon fraai schijnt, de kust van het Iberisch Schiereiland met het blote oog vanaf de omwalling van Tanger kan worden geobserveerd.
Voor een Angelicaanse kerk houdt zich een groepje sloebers op, bedelaars die hopen een aalmoes te mogen ontvangen van de kerkgangers. Henri Mattise vleit zich neder in een stoel op de veranda van waaruit hij een reeks ansichtkaarten schrijft aan geliefden en vrienden aan het thuisfront.
Benali beschrijft de sfeer van Tanger waar volgens hem een bruisend straatleven zich afspeeld en burgers elkaar luidruchtig, soms schreeuwerig aanspreken. Hij plaatst dit in contrast met de ‘gefossileerde sfeer’ van de meer landinwaarts gelegen koningsstad Fez.
Benali schrijft verder: ‘Alles is achterstallig in onderhoud. … Toen na de onafhankelijkheid de Spanjaarden, de Joden en de Fransen maakten dat ze wegkwamen uit Tanger, lieten ze alles achter. Al het moois en al het lelijks. De Marokkanen wierpen zich op al het moois en vergaten het lelijks aan te pakken.
Hele families trokken in de stadsvilla’s, zich niet bekommerend om de staat van de houten vloeren, de kwaliteit van de Middeleeuwse schilderijen, de glans van het marmer. Men leefde op de groei, in de toekomst lag de kennis over het verleden verscholen.’
Het zijn de schilderwerken van Matisse die de schilder definitief een goede faam gaven in de kunstminnende wereld. De cultuur van de oriëntaalse tapijten en de islamitische cultuur met zijn tegels leerden de schilder kleurvlakken en schakeringen van lijnen anders te waarderen. Benali wordt op reis in Marokko een ‘lichtzoeker’ evenals Matisse dat een kleine eeuw daarvoor het licht van de Marokkaanse havenstad ervoer.
Overweldigend en spectaculair. Uiteindelijk staat Benali in de hotelkamer van Matisse en vanaf het balkon heeft hij uitzicht op de Anglicaanse kerk, die achter dadelgeboomte schuilgaat. Witte Mercedestaxi’s denderen voorbij. Typisch de sfeer van mooi Marokko.
Het hier besproken boekje verscheen naar aanleiding van de tentoonstelling ‘De oase van Matisse’.