vrijdag 8 juni 2018

Gods onvoorwaardelijke liefde voor iedere Jood, voor ieder mens.


Door: Rabbijn Simon Bornstein


Het is eenvoudig te stellen dat ieder individu een relatie heeft tot de Schepper, ongeacht waar men is. Een individu kan zich spiritueel voelen en zich verbonden weten. Om een solide Joodse gemeenschap te kunnen behouden of vormen is het noodzakelijk dat de mechangiem zoals ouders, grootouders, leraren en rabbijnen aan jongeren en gemeenteleden leren dat Gods liefde voor ieder mens is, onvoorwaardelijk. 


Sommige mensen nemen afstand van het fenomeen godsdienst. Dit kan een reeks oorzaken hebben. Van een oorlogspleegkind dat in een niet-Joods pleeggezin een Joodse opvoeding heeft moeten ontberen, tot het maken van bewuste persoonlijke keuzes die doen afwijken van een Joodse levensweg.

Het is van het grootste belang om een open houding te hebben wanneer wij sjoel gaan, om gasten en nieuwkomers hartelijk  en warm te verwelkomen. Hen op hun gemak te stellen. Een maal een warm welkom in sjoel kan een Jehoede die nooit eerder naar sjoel ging voor het leven behouden voor het Jodendom. Een welkom dat als afwijzing werd ervaren kan een mens beschadigen voor het leven.

Liefde voor de medemens moet men uitstralen. Een hartelijk welkom in sjoel behoort men fatsoenlijk te organiseren. Een comité kan worden opgezet van personen die nieuwkomers en vaste sjoelbezoekers hartelijk welkom heet, een Tefille aanreikt en de gast daarin zo mogelijk ook wegwijs maakt.

Jongens die in Jesjiewe leren verstouwen enorme hoeveelheden hallochische leerstof. Mechangiem behoren idealiter deze jongeren als jong en individueel mens te beschouwen, hen te onderwijzen dat Hasjem onvoorwaardelijk van hen houdt. Dat zij als jongere een waardevolle en gerespecteerde plaats in deze wereld horen te hebben of in te nemen waar zij hun volle persoonlijke potentieel moeten kunnen realiseren.

In de Babylonische Talmoed, Tractaat Kiddoesjien treffen de volgende passage:

תלמוד בבלי מסכת קידושין דף לו עמוד א
רבי מאיר אומר: בין כך ובין כך אתם קרוים בנים, שנאמר: בנים סכלים המה, ואומר: בנים לא אמון בם, ואומר: זרע מרעים בנים משחיתים, ואומר: והיה במקום אשר יאמר להם לא עמי אתם יאמר להם בני אל חי. מאי ואומר? וכי תימא, סכלי הוא דמקרי בני, כי לית בהו הימנותייהו לא מיקרו בני, ת"ש, ואומר: בנים לא אמון בם; וכי תימא, כי לית בהו הימנותא הוא דמיקרו בנים, כי פלחו לעבודת כוכבים לא מיקרו בנים, ת"ש, ואומר: זרע מרעים בנים משחיתים; וכ"ת, בנים משחיתים הוא דמיקרו, בני מעלייא לא מיקרו, ת"ש, ואומר: והיה במקום אשר יאמר להם לא עמי אתם יאמר להם בני אל חי

Rabbi Meir  zegt: 'Of je nu zo gedraagt of zo gedraagt, jullie worden ‘kinderen’ genoemd. Dit komt ons te leren, dat jullie 'Zijn kinderen' zijn ongeacht wat jullie doen. Zelfs kinderen die niet godsdienstig zijn noemt Hasjem ‘Mijn kinderen’. ..’Er staat geschreven: 'zelfs jullie zijn de kinderen van de levende God.’ Zelfs als de kinderen geen emoene hebben, zijn  zij de kinderen van de Schepper. Zelfs een ongelovige Jood wordt een ‘kind van God’ genoemd. Hoe noemen we een ‘kind’ dat  bewust andere afgoden dient? Vernietigt hij de relatie tot zijn Schepper? Zij worden ‘vernietigers’ genoemd, een moesjges. Meestal wordt de persoonlijke band met Hasjem teniet gedaan door verwijderende daden. Toch noemt Hasjem ook deze mensen 'Zijn kinderen’. Wanneer een moesjgies zegt ‘ik behoor niet tot jullie (Joodse) volk’, dan zullen we hem antwoorden ‘Jij hoort ook bij ons volk, tot de kinderen van de levende God.’

De Talmoed leert ons hier dat Gods liefde voor de mens onverbrekelijk is, voor ieder mens, voor iedere Jehoede.

Goed Sjabbes!